Je zult me nooit een lekker eindje zien zwemmen. Ik heb er een gruwelijke hekel aan om nat te worden. Ik moet noodgedwongen af en toe douchen, maar langer dan twintig seconden duurt dat nooit. Om regen op de fiets te weren, heb ik een duur pak gekocht waar absoluut geen druppel doorheen kan. Ik hou er wel enorm van om naar water te kijken. Zeeën, meren en vennen bieden me weldadige rust. Zolang ik er maar niet in hoef. Ik ben blij dat ik niet als kikker of zeehond geboren ben.
Zoals wel vaker was ik eerder opgehouden met werken en onderweg naar huis op het bankje neergeploft bij het grote ven. Mijn vrouw verwacht me altijd pas om kwart over zes thuis en ik moet dan wat tijd zien te overbruggen.
Twee Golden Retrievers kwamen in flinke vaart op me af. ‘Blijf’, hoorde ik in de verte roepen. De honden hadden oren die zo te zien hun beste tijd gehad hadden, want ze schakelden nog een versnelling hoger. Toen ze me op vijf centimeter waren genaderd, vlogen ze vol op de rem. Eentje links van me en de andere rechts. Volkomen synchroon begonnen ze als gekken met hun lijven te schudden. Ik ving deciliters water op dat eerder aan het ven toebehoord moest hebben.
Een heer op leeftijd voegde zich een half minuutje later bij ons. ‘Ze zijn even gaan zwemmen’, bracht hij er hijgend uit.
‘Echt waar?’, vroeg ik met een zeiknat overhemd.
‘Sorry, voor de nattigheid hoor. We gaan maar weer eens op huis aan. Hup, naar de auto, jongens.’
De honden verroerden zich niet. Ik aaide ze vriendelijk over hun koppen. Kwispelend lieten ze het toe.
‘Het zijn brave beesten, maar ze doen zelden wat ik wil’, zei de man zachtjes. ‘Dat was bij mijn vrouw heel anders. Naar haar luisterden ze perfect.’