Wij zijn Noud

Dat het me gelukt is om mijn goede voornemen van een paar weken geleden in daden om te zetten, mag wel in de krant. De aanval op mijn ruim driehonderd ongelezen boeken heb ik met ongekend enthousiasme ingezet.
Dat ik dan meteen flink aan het overdrijven sla, is te wijten aan een foutje in mijn DNA. Maathouden zit er niet ingeprogrammeerd. Januari heeft nog vijf dagen te gaan en ik heb al acht boeken verslonden. De 1965 gelezen bladzijden maken afgerond 75,5769 bladzijden per dag. Iemand zal me een halt toe moeten roepen.

Op donderdagmiddag om twee minuten voor half vier sloeg ik het zevende boek dicht. Ik had mazzel gehad met de vier romans, de twee thrillers en het jeugdboek. Het was genieten geweest. Wel jammer dat ik bij één van de thrillers halverwege al doorhad wie de enge boosdoener was. Het kan nooit helemaal meezitten als je zoveel boeken leest.

Toen ik de brievenbus hoorde klepperen, kon ik niet bevroeden dat de mooiste leeservaring van januari nog moest komen. Op de mat bij de voordeur lag de lokale krant. Mijn vrouw wil die altijd als eerste lezen.
Omdat ik nu even niets te doen had, sloeg ik aan het stofzuigen. Vanwege het kabaal hoorde ik niet dat mijn vrouw mijn aandacht probeerde te trekken. Met driftig zwaaiende armen lukte het haar na een stief kwartiertje.

Ze duwde de krant in mijn hand en wees een artikel aan. Ik sputterde niet tegen en las het stukje over een neef van me die een boek over zijn vader had geschreven. Over de broer van míjn vader. Ik donderde de stofzuiger met verbazingwekkende precisie in de kelderkast en spurtte naar de boekhandel.

Op vrijdagmiddag had ik het boek over oom Noud uit. Hij was één van de veertien kinderen. Zeven jongens en zeven meisjes. Mijn oma en opa hadden hun liefde voor elkaar om weten te zetten in een nageslacht waar de humor vanaf spatte.

Oom Noud – inmiddels ver in de tachtig – kreeg Alzheimer en kanker. Mijn neef noteerde de gesprekken die hij het laatste jaar met hem voerde in het verpleeghuis en bundelde die in een prachtig vormgegeven boek.

Natuurlijk ben ik familie en ken ik mijn ooms en tantes goed. Dat was niet alleen de reden dat het boek geweldig was om te lezen. Als iemand aftakeling zo indringend en met liefde weet te beschrijven dan verlies ik me daarin. De heerlijke schrijfstijl van mijn neef en de aanstekelijke humor tussen hem en zijn vader maakten dat tussen alle zwaarte door een troostende lichtheid kwam te hangen. Ik wisselde ademloos lezen af met bulderend lachen.

Ik ben een nazaat van een bijzondere familie. Mario Huibers, mijn neef en schrijver van ‘Wij zijn Noud’ haalt het in het begin van zijn boek aan: ‘Als je in onze familie normaal bent, ben je waarschijnlijk geadopteerd; zo gaat het verhaal.’

Geduld

Een echte kluizenaar

Erfgenaam

Mevrouw de recensent

Motto

Geen slecht motto

Wij zijn Noud

Rubriek : Boekleven

Onderwerp : Lezen