Weg ermee

Mijn grootouders hielden tussen 1920 en 1940 zoveel van elkaar dat er zesentwintig nakomelingen geregistreerd konden worden. Bij mijn vader thuis lagen ze met z’n veertienen in twee slaapkamertjes te snurken en bij mijn moeder huppelden er twaalf dartel rond op de boerderij.
Mijn ooms en tantes erfden de voorplantingsdrift zodat ik ruim honderd volle neven en nichten uit elkaar moet zien te houden. Ze houden allemaal van lezen. Toen ik tussen neus en lippen door bij een nicht, van wie de naam me even ontschoten was, informeerde hoeveel boeken ze had, was haar reactie: “helemaal geen, want ik leen elke week bij de bieb. Waarom zou ik al dat papier thuis opslaan?”
Haar antwoord kroop onder mijn huid en begon daarna irritant te jeuken. Waarom bezat ik zelf eigenlijk al die honderden boeken? Wat had me ooit bezield ze aan te schaffen? Mede dankzij mij hadden de regenwouden het moeilijker dan gewenst. Ik voelde me schuldig over het bezit al die ongelezen boeken die hondstrouw op hun leesbeurt stonden te wachten.

Toen ik thuis kwam, sjokte ik wat ontdaan naar boven. Ik keek mijn biebje rond en besloot ter plekke dat ik heel die boekenhandel zou gaan verpatsen. Een leuk strijkkamertje zou een fraai alternatief voor die plek zijn. Ik plofte op mijn leesstoel neer en haalde diep adem.
“Allemaal eruit beste boeken van me”, sprak ik zachtjes, “want ik heb geen idee meer wat jullie toegevoegde waarde in mijn leven is. Het gros staat hier voor Jan met de niet zo lange achternaam stof op te doen.”
Ik sloot mijn ogen en schudde het moede hoofd. De stilte voelde zwaar aan. Er wat kwam zacht gekuch mijn oren binnen.
“Mag ik even je onverdeelde aandacht?”, hoorde ik toen.
Ik keek op en zag een tweedjasje en een pijp voor me opdoemen.
“Harry Mulisch?”, vroeg ik verbaasd.
“In hoogsteigen persoon als het ware en ik zou graag namens het dagelijks bestuur en de ledenraad van dit aardige biebje een bescheiden woordje tot je willen richten. Wij zijn op de hoogte van je absurde voornemen en we hebben unaniem besloten om absoluut geen voet uit deze bibliotheek te zetten. Kerel, we zijn je vrienden. Ik misschien wel je beste. Je hebt hopen boeken van me gelezen. Dat stel ik geweldig op prijs. Dat er nog steeds een paar ongelezen staan, neem ik je echt niet kwalijk. Ik weet echt wel dat je geweldig je best doet om alles van mij en mijn collega’s nog voor je negentigste gelezen te krijgen.
Om van dit fraaie bibliotheekje een nutteloze ruimte te maken, stuit ons heftig tegen de borst. Hier horen boeken. Wij voelen ons hier thuis. Je huidige gemoedstoestand mag niet tot onverantwoorde en onomkeerbare beslissingen leiden. Ik heb gesproken.”

Toen ik met mijn ogen knipperde, was Harry verdwenen. Ik gooide in de badkamer wat water door mijn gezicht, liep de trap af en trok mijn jas aan. Ik wandelde rustig naar de boekhandel en kocht een boek. Mijn twaalfhonderdtweeënvijftigste.

27 gedachten over “Weg ermee”

  1. Vergeet ik nog iets belangrijks te zeggen: ‘Wat heb je weer een leuk stukje afgeleverd en ben blij dat jouw nieuwe schrijfjaar weer is begonnen!’

  2. Je laat mij behoorlijk schrikken, Mies! Gelukkig heeft Harry je over kunnen halen die gekkeigheid aan de kant te zetten en gewoon te blijven genieten van je bieb en zelfs ook nog een boek aan te schaffen! Door ruimtegebrek hebben Man en ik bij de verhuizing dozen met boeken weg moeten doen, weliswaar ook veel dubbele exemplaren, maar man, man, geen moment van opluchting of blijdschap omdat ‘ze’ weggingen…

  3. Gelukkig, ik was al bang dat je je boeken echt weg ging doen. Er zijn boeken die ik wel weg gedaan heb, maar ook heel veel heb ik nog. Sommige in de boekenkast, andere in dozen op zolder. Dat zijn de boeken waar ik geen afscheid van kan nemen.

Reacties zijn gesloten.