Ik kom de pater regelmatig tegen. Al meer dan twee jaar alleen nog als ik naar de supermarkt ga. Daarvoor ook als ik met Elyn aan het wandelden was. De pater woont een paar huizenblokken van ons vandaan, maar hij spreekt me altijd aan met buurman. De pater is een heel aardige man die al jaren met emeritaat moet zijn, hoewel ik geen flauw idee heb of je dat van paters kunt zeggen. Hij knikte me, zoals altijd, vriendelijk toe, hield op gepaste afstand halt en sprak me aan. De pater is een hondenliefhebber en was erg gesteld op Elyn. Onze collie mocht hém ook graag. Zonnestralen vielen op het haar van de pater. Haar dat haast van zilver leek.
Silver kwam vijfendertig jaar geleden bij ons op de flat wonen. Silver was geen zilverkleurige, maar een prachtige bruin-witte Schotse collie van een jaar of acht. Dominique, een al wat oudere dame die zichzelf Niekje noemde, kwam vaak langsgelopen. Ondanks haar chique naam had ze – om het netjes te zeggen – geen universitaire opleiding genoten. Een redelijke uitspraak van het Engels zat ook niet in haar bagage.
‘Sliver, doe het nog eens een keer’, riep ze altijd omhoog als ze voor onze flat was gestopt. Ik was opgehouden haar te corrigeren. Het kwam niet binnen. Silver bleef voor haar Sliver.
Silver was er elke keer voor te porren. Als Dominique riep, ging ze op haar achterwerk zitten en stak haar snuit tegen de spijlen van het balkon. ‘Whoehoehoe, whoehoehoe, whoehoehoe’, klonk het dan.
Dominique vond het schitterend. ‘Nog een keertje voor Niekje, Sliver.’
‘Whoehoehoe, whoehoehoe, whoehoehoe’, ging het dan weer. Silver was degene die er altijd het eerst genoeg van had. Na een keer of vier, vijf was het voor haar wel mooi geweest.
Heel de buurt kon wekelijks een paar keer meegenieten van het kabaal, maar ineens kwam er een abrupt einde aan het spektakel. Midden in de nacht hoorden we een zware bons. Silver was dood neergevallen. Dominique begreep het niet. Nog jaren bleef ze omhoog kijken om te zien of ‘Sliver’ op het balkon stond.
De pater moest hebben gemerkt dat mijn gedachten afgedwaald waren. ‘Wanneer de nieuwe viervoeter komt, buurman, vroeg ik.’ Hij wist van Yara, de pup die het niet gered had. Die vlak na de geboorte overleden was. En hij wist van Valentijnsdag. De dag waarop er de poging van het andere teefje geweest was. Half juni zou de grote dag moeten zijn. Onze vierde Collie in huis. Na Silver, Laska en Elyn.
‘We zouden haar waarschijnlijk Jessy genoemd hebben’, zei ik zacht tegen de pater. Vragende ogen. ‘Het was een innig samenzijn’, vervolgde ik, maar er was niets op de echo te zien. Over en uit.’
De pater keek me meelevend aan. ‘Het komt de volgende keer goed’, sprak hij rustig. ‘Jullie verdienen én krijgen echt een geweldige hond.’ Ik keek de pater met het zilverkleurige haar in de ogen en geloofde hem. Zo’n pater is het.