‘Mies zèène plekske’ staat er op één van de muren in mijn favoriete boekhandel ‘Readshop de Boekenwaerd’. Waarom die woorden daar staan? Lees een duivels dilemma maar terug! Tot voor kort viel op die muur echter nog ‘Mies zen plekske’ te lezen. ‘Zen’ in plaats van ‘zèène’ dus. Het betekent allebei gewoon ‘Mies zijn plekje’ maar dan in ons dialect. Ik ben die Mies natuurlijk en mag op de fraaie stoel gaan zitten die daar staat. En dat is een hele eer.
Nu moet je snel even schakelen. Ik heet Mies, maar ben een man. Als ik een vrouw was – zoals de meesten al snel denken – dan was het ‘Mies haar plekje’ geweest. Hou dat even vast, hoewel het voor het vervolg totaal niet relevant is.
Onlangs verscheen het heerlijke boek van Henk Meeuwis en Jolanda Cornelissen over de schrijfwijze van het Valkenswaardse dialect getiteld ‘Vallekeswirds woordeboek’. Omdat er voorafgaande aan de boekpresentatie wat discussie was ontstaan over dat ‘zen’ van ‘Mies zen plekske’ op de muur veranderde diegene die dat mocht – omdat ze de eigenaresse van de boekhandel is – het ‘zen’ vlug in ‘zèène’.
Iedereen leek daar intens en volkomen gelukkig mee te zijn behalve ik. Ik hoor vanaf mijn geboorte al dialect en dat zèène met die e op het einde klinkt voor mij voor geen meter in combinatie met plekske. ‘Zèèn plekske’ moet het zijn.
Recht van spreken had ik niet, omdat ik geen enkel boek over ons dialect in mijn bezit dacht te hebben. Ik mocht me in de verste verte dus geen kenner des dialects noemen. Toen ik toch maar eens ging speuren, vond ik in mijn biebje gelukkig het in 1996 verschenen ‘De taal van Kempenland’ (ondertitel: Van ààwbätte tot zwiemele) van Cor Hoppenbrouwers. Dat boek staafde mijn gelijk, maar helaas nét niet helemaal.
Bij mannelijk en vrouwelijk ‘bezit’ is het duidelijk. ‘Mies zèène vriend’ (Mies zijn vriend) tegenover ‘Mies zèèn vriendin’ (Mies zijn vriendin). Bij mannelijk (vriend) komt dus die extra e op het einde. Maar over onzijdige woorden kon ik spijtig genoeg niets vinden. Plekske (plekje) is onzijdig: ut plekske (het plekje). Zèène hoort alleen bij mannelijke woorden en zèèn bij vrouwelijke én – volgens mij dus – onzijdige woorden. Het moet dus zijn: ‘Mies zèèn plekske’ en niet ‘Mies zèène plekske’.
En zo zeur ik hier alweer meer dan driehonderd woorden aan één stuk door. Geen mens die dit hierboven snapt of überhaupt zou willen snappen. Ik mag allang zo trots als een pauw zijn dat ik de enige levende Nederlander ben van wie de voornaam te lezen is op een muur in een boekhandel. Dat voorrecht zet ik wel op het spel met deze betweterige lap tekst.
Mogelijk verkoop ik zelfs de grootst mogelijke onzin. Of zoals Henk Meeuwis en Jolanda Cornelissen het op zijn Vallekeswirds zouden schrijven: ut is allemol vaette zihver (het is allemaal grote zever).