Pingpongen

Ik sta al een jaar of tien helemaal droog. Tenminste wat sportbeoefening betreft. Het wandelen met de hond en het fietsen naar mijn werk leveren per week nog geen kwart vingerhoedje transpiratie op.
Van mijn jonge jaren tot aan mijn vijftigste heb ik een riedeltje sporten bedreven waar je u tegen zegt. Voetbal, volleybal, badminton, tennis, schaatsen, bowlen: je kunt het zo gek niet verzinnen of ik deed het. Zonder echt grote successen te boeken, moet ik toegeven. Een miniem bekertje als 6-jarig voetballertje en een verkleurd vaantje als bowler een jaar of veertig later waren de absolute hoogtepunten. Ik werd nooit de gevierde sportman van welk jaar dan ook.

Plotseling ontwaarde ik de stenen pingpongtafel op het grasveldje achter de kantine. Die moest daar neergezet zijn in het kader van ‘bewegen is goed voor de aan zijn bureaustoel gekluisterde medewerker’. Het kweken van fitte salarisontvangers staat de laatste tijd hoog op de bedrijfsagenda.
‘Oh, da’s lang geleden’, kraaide ik het uit want van tafeltennissen werd ik altijd al opgewonden. Twee seconden later kreeg in een batje in mijn handen geduwd. Het ging als een lopend vuurtje rond dat er actie te zien was. Het publiek stroomde toe. Er werd geklapt. Ik was in vorm. Ik ging tekeer als een beest. Vier minuten en drieëntwintig seconden lang. Toen kreeg ik geen lucht meer. Uitgeput zeeg ik ter aarde. Maar ik had in dat korte tijdsbestek furore gemaakt met subliem voetenwerk en ongeëvenaarde slagtechniek.

Die middag zat ik uitgeput maar trots achter mijn bureau te glunderen. Werken kon ik verder van vermoeidheid wel op mijn uitdijende buik schrijven.
Om half zes wandelde ik het fietsenhok in, pakte het sleuteltje uit mijn rechter broekzak en boog voorover om mijn fiets startklaar te krijgen. Ik hoorde iets dat op ‘krak’ leek. Met geen mogelijkheid kreeg ik mijn rug daarna nog in de verticale stand. Ik plukte de wrange vruchten van mijn ondoordacht fanatisme in de pauze. Na een klein kwartiertje begon er wat beweging in de rugwervels te komen. Onder het roepen van ‘au, au, au, au’ hees ik mij op het zadel. Het was wel jammer dat niemand mijn gekerm hoorde. Van aandacht bloei ik op.

Ik kwam na het doorstaan van helse pijnen een uur te laat thuis en sleepte me de trap op naar de zolder. Ik zocht in een paar stoffige uithoeken en vond ten langen leste wat ik wilde hebben.
‘Ik ga weer sporten’, liet ik mijn vrouw met een vertrokken gezicht weten toen ik de woonkamer binnen strompelde. Ze keek me verbouwereerd aan en volgde met intense belangstelling het uitpakken van de doos die ik boven gevonden had.
‘Een prima idee’, zei ze toen de inhoud op tafel was komen te liggen. ‘Als je met je stramme botten zo nodig weer aan sport wilt gaan doen dan is schaken waarschijnlijk wel de veiligste optie.’

22 gedachten over “Pingpongen”

  1. Tjonge, jonge denksporten om in conditie te komen.
    Ik moet er niet aan denken ik krijg er nu al hoofdpijn van …..

    Leuk blog!

    sterkte met je rug …

    Zonnige groet,

  2. Ach en wee en zoals Irene hierboven ook al zegt, cool!! Training van lijf en geest is goed voor een mens, maar tenslotte fiets en wandel je al, de geest slijpen met schaken en niet te vergeten het schrijven van blogpost, komt daar nog eens bovenop. Ga door Mies, goed bezig!!

  3. Ahhhrrggg én cool… je neemt iig mijn advies ter harte… door die grijze breincellen te werk te stellen. Voorkomt afstompen en dat je blijft slijpen. Trots is op je.

Reacties zijn gesloten.