Het kaboutertje klom op de bank en ging naast me zitten.
‘Hoi’, zei hij opgewekt.
Ik vond het een zwakke opening van die kobold met zijn rare oren.
De plaid waaronder ik lag, gooide ik van me af en ik mepte het opdondertje tegen de grond.
Ik zou willen dat mijn koorts wat zakte.
Dit verhaaltje is opgenomen in de bundel 55 woordenverhalen deel 4 .