Als puber en adolescent droeg ik steevast witte onderbroeken. Enige vrije keus had ik niet. Er waren waarschijnlijk ook geen andere kleuren beschikbaar. Maar als dat wel zo geweest was dan had ik daar hoegenaamd geen benul van gehad. Mijn moeder kocht het ondergoed, waste het en plaatste alles weer keurig op een stapeltje in mijn kleerkast. Zij ging over de kleurstelling. De broekjes waren altijd witter dan wit.
Er moet een dag gekomen zijn dat het jongemannenondergoed ook in zwart en donkerblauw verkrijgbaar kwam. Op een zomerse avond in augustus trof ik plotseling geen witte exemplaren meer aan. Het kan zijn dat de oorzaak het verlaten van het ouderlijk huis was. Mijn vriendin met wie ik was gaan samenwonen had de onderbroekentaak van mijn moeder overgenomen.
Die donkere tinten vond ik een enorme vooruitgang. Nu kon ik er, zonder dat het echt opviel, wat langer ongewassen mee in rond blijven lopen.
Ik werd ouder en ouder en versleet honderden zwarte en donkerblauwe onderbroeken. Heel af en toe zat er een grijze tussen die ik zelf in een bui van ongekende frivoliteit gekocht moest hebben.
“Jij weet nogal veel hè?”, sprak een collega me aan. Als je iets hoort waar geen speld tussen te krijgen is, knik je instemmend. Hier had het aangenaam kunnen eindigen ware het niet dat hij er direct een vraag op liet volgen: “is mannenlingerie een goed Nederlands woord?”
“Absoluut niet”, antwoordde ik zonder ook maar een seconde na te denken, “lingerie is damesondergoed. Mannen trekken zwarte en donkerblauwe onderbroeken aan. Het woord mannenlingerie bestaat niet en zál ook nooit bestaan.”
Na anderhalve seconde begon ik al lichtjes te twijfelen aan mijn kennis aangaande de lingerie. De wereld zit tegenwoordig anders in elkaar dan vroeger.
“Laten we maar eens gaan googlen”, stelde ik vlug voor om mijn onzekerheid te maskeren. Binnen enkele tellen stonden er vijf collega’s achter mijn rug.
“Klik eerst maar op afbeeldingen”, opperde de stoerste van het stel. Ik ging zonder dralen op het verzoek in.
Er ging een nieuwe wereld voor me open. Ik vond het fascinerend dat ik op mijn leeftijd nog dingen te zien kreeg waarvan ik werkelijk geen idee had dat ze ooit verzonnen waren.
Toch scheen ik de enige te zijn die van de gepresenteerde waren onder de indruk was. Zo snel als ze gekomen waren, verdwenen mijn collega’s weer naar hun werkplekken.
Ik klikte door op een onderbroek waaraan ik maar bar weinig textiel kon ontdekken. Via de uitvergroting wilde ik een wat professioneler oordeel kunnen vellen.
“Wauw, dat is een lekker gevalletje”, riep ik enthousiast toen ik begreep hoe de vork in de steel zat. Er kwam geen enkele reactie meer van mijn collega’s.
“Nou, dan niet”, dacht ik.
Ik draaide mijn bureaustoel gepikeerd om en keek in het op ontploffen staande gezicht van mijn baas.