Ollie en de stinkende auto

Yessie, onze Schotse Collie, komt uit het ene dorp en Ollie, de Goldendoodle, uit het andere. Precies tussen de dorpen in ligt de parkeerplaats van het bos waar om twee uur het rendez-vous gepland stond. We waren keurig op tijd. Om tien voor half drie ging mijn telefoon.
‘Ik heb noodgedwongen een afslag moeten nemen en hobbel nu Joost mag weten waar op een zandpad’, hoorde ik mijn vriend paniekerig meedelen.
‘We wachten hier rustig’, antwoordde ik want ik ben op zondagen altijd erg begripvol.

Yessie kon haar behoefte niet ophouden en deponeerde een ferme, dampende bolus midden op het parkeerterrein. Het duurde nog een hele tijd voordat we aan de wandeling konden beginnen. Pas om kwart voor drie duwden we het poortje van de loslooproute open. Yessie en Ollie hadden het weer geweldig naar hun zin. Om half vier viel Yessie op de achterbank van onze auto in slaap toen ze daar een seconde eerder op neergeploft was. Ik startte de wagen en manoeuvreerde naar de uitgang van het parkeerterrein.

‘Ik denk dat er iets mis met de auto is, zei ik tegen mijn vrouw.
‘Wat dan, ik hoor niets.’
‘Het is geen geluid, maar ik heb het idee dat er iets is doorgebrand of zo.’
Mijn vrouw snoof de lucht op. ‘Het ruikt meer naar poep dan naar brand.’
Ik zette de auto aan de kant, stapte uit en keek naar de onderkant van mijn linkerschoen. Toen ik niets ontwaarde keek ik onder de rechter. Mijn vrouw deed het hetzelfde. Vier schoenzolen waar alleen maar wat zand op te ontdekken viel. Ik opende één van de achterportieren. De geur was niet te harden.

Toen drong het tot me door. Er staan geen afvalbakken bij de parkeerplaats en ik ben netjes opgevoed. Anderhalf uur eerder had ik het resultaat van de natuurlijke aandrang van Yessie in een poepbuiltje gewurmd en op de achterbank van de auto gegooid. Ik leg beroerde knopen in plastic builtjes. In ieder geval knopen die niet bestand zijn tegen een vermoeide, tweeëntwintig kilo wegende Schotse Collie.