Olé el Zorro

Op mijn achtste kreeg ik van mijn ouders een zwart capeje, een dito gekleurd irritant maskertje en een prullerig plastic degentje.
De voormalige noodkerk op een steenworp afstand van mijn ouderlijk huis was omgetoverd tot feestzaal waar ik geacht werd kindercarnaval te gaan vieren.
“Wrom moek daar heen”, vroeg ik.
“Omdat dat hartstikke leuk is”, zei mijn vader
“Omdat er ook allemaal meisjes komen”, zei mijn moeder
“Don Miesje de la Vega”, schertste mijn vader en hij kwam niet meer bij van het lachen.
Ze duwden me de straat op als gemaskerde strijder voor rechtvaardigheid en levenslustige hartenbreker. Daar stond ik dan met het lood in mijn zwartgelakte schoentjes die ik nog van mijn eerste communie had overgehouden.

Ik was helemaal idolaat van de tv-serie. Eerst was die in zwart-wit, waar Zorro’s outfit perfect bij paste, en later in kleur wat Don Diego weer wat flitsender maakte.
Elke week zat ik voor de buis gekluisterd met een bakje chips en een glaasje limonade. Die versnaperingen bleven vanwege de ondraaglijke spanning onaangeroerd totdat Zorro zijn beroemde Z op de nauwsluitende kleding van de dienstdoende schurk had weten te plaatsen.
Nu ik zelf als mini-Zorro bibberend op de stoep stond, had ik er spijt van dat ik mijn belangstelling voor de edele sport van het degens kruisen niet voor mijn ouders verborgen had weten te houden.
Ik voelde me klein, verdrietig en angstig. Ik die elke week Zorro wilde zijn, had het nu finaal met hem gehad. Om als karikatuur van mijn held te moeten rondhuppelen met carnaval vervulde me met weerzin. Ook al was ik dan pas acht.

Omdat ik het lef niet had om te vluchten, sloop ik stilletjes naar binnen en keek ik spiedend rond of de biechtstoel nog in het voormalige kerkgebouw aanwezig was. Een goede schuilplaats had mijn gemaskerde gezicht kunnen redden.
Helaas werd ik al na één meter staande gehouden door een eng wicht van ongeveer mijn leeftijd. Ze droeg een soortgelijk capeje als ik. Maar dat was flink wat gradaties feller van kleur. Ze was Roodkapje vermoedde ik. Ik had het niet op sprookjes en deinsde verschrikt achteruit.
“Wie ben jij?”, vroeg ze met een krakend piepstemmetje dat volgens mijn kennis van de jeugdliteratuur in een ander eng verhaaltje thuishoorde.
“Ik ben Zzzzz…ooo…rrr…oo”, hakkelde ik zodat een potentiële liefdesrelatie direct om zeep geholpen werd.
Ze kwam akelig dichtbij met haar ietwat kromme rug. Ik zag het toen: ze was die enge heks uit Hans en Grietje. Ik voelde het angstzweet aan de binnenkant van mijn capeje naar beneden lopen.
Tien minuten later vond ik de nooduitgang. Buiten gekomen zakte ik ineen en zwoer nooit nog iets met Zorro te maken willen hebben.
Ik rukte mijn maskertje af en met een ultieme krachtsinspanning probeerde ik mijn degen doormidden te breken. Ik was even vergeten dat die van plastic was. Het uiteinde zwiepte terug. Recht in mijn gezicht. Ik huilde dikke zorrotranen.

12 gedachten over “Olé el Zorro”

    • Dan heb ik gelukkig nog wel wat schrijfvoer. Hark in het hoofd, blijven hangen aan de waslijn en angst voor Eucalipta. Als volwassene heb ik maar een saai leven.

  1. Mooi verhaal. Wat zul je je toen klein gevoeld hebben. Arme Mies. Achteraf kun je vaak wel lachen om zoiets. Zorro, das wel een klassieker, een Gouwe Ouwe?☺️??

Reacties zijn gesloten.