Hoewel ik zelf jarenlang in oude barrels heb rondgereden, ben ik geen liefhebber van oldtimers. Sowieso zeggen auto’s me weinig. Ze brengen je van A naar B als je geluk hebt en daar houdt mijn affectie wel op.
Mijn vrouw zat op zondagmiddag in haar boek gedoken en zelf friemelde ik wat verveeld op mijn telefoon. Zondagen zijn niet echt aan me besteed. Ik las dat de winkels open waren en dat er in het centrum iets te doen was met oldtimers.
Tot voor kort kwam ik alleen nog noodgedwongen in het midden van ons dorp, maar sinds de geslaagde opknapbeurt was mijn weerzin beduidend minder geworden. Omdat we sinds enkele maanden ook weer een geweldig fraaie boekhandel hebben, begon ik het zelfs weer aangenaam te vinden om af en toe die kant op te gaan.
Ik trok mijn schoenen aan.
‘Ik ga even een eindje wandelen. Naar het centrum. Er is iets met oldtimers.’
Mijn vrouw keek van haar boek op.
‘Ha, gezellig’, zei ze. ‘Dan ga ik met je mee.
Daar had ik even geen rekening mee gehouden, maar na vijfenveertig jaar samenzijn weet ik dat ik af en toe enthousiast moet reageren.
Ik moet bekennen dat het wel wat had. Het was herfst, maar toch volop zomer en het was aangenaam druk. Ik kreeg er zowaar lol in om al die oldtimers te bewonderen. Ik zag een iets modernere uitvoering van de mini die ik lang geleden als eerste auto had aangeschaft toen ik na de negende keer eindelijk geslaagd was voor mijn rijbewijs.
‘Wauw’, riep ik enthousiast. ‘Mijn allereerste auto, maar die van mij was nog een stuk ouder.’
Een knappe dame van een jaar of dertig die naast ons het autootje ook stond te bewonderen, keek me aan.
‘Wat leuk’, zei ze. ‘Dan moet u wel erg oud zijn. Kunt u nog wel autorijden?’
‘Kom’, zei ik tegen mijn vrouw. ‘De winkels zijn open. We gaan naar de boekhandel.’
Als mijn brein een schok te verduren krijgt dan móét ik een boek kopen. Ik heb er inmiddels meer dan vijftienhonderd.