Nog achtenzestig uur te gaan

Toen ik na mijn gesjeesde studie economie noodgedwongen aan mijn eerste baan begon, was ik tweeëntwintig. Bijna vijfenveertig jaar zou ik aan het werk blijven. Ik heb werkelijk geen idee hoeveel uren dat wel niet geweest moeten zijn. Ik weet wel dat ik er nu nog precies achtenzestig te gaan heb. Tel maar even met me mee. Ik werk tegenwoordig nog drie dagen per week. Ik werk acht uur per dag. Over drie weken ga ik met pensioen. Komende dinsdagmiddag neem ik mijn laatste vier verlofuren op. (3x3x8)-4=68 uur. Wiskunde in mijn pakket heeft onmiskenbaar zijn vruchten afgeworpen.

Ik ben eraan toe. Het is mooi geweest. Toen ik gisteren nog zeventig uur moest werken, besloot ik op mijn werk een luchtje te scheppen. Er was veel lucht op dat moment dus het was buiten wat drukker dan normaal. Een persoon die ik zo vlug niet thuis kon brengen, scheen mij in ieder geval wel goed te kennen. Hij vroeg me na een paar minuten hoe lang ik nog moest tot aan mijn pensioen.
‘Nog negenenzestig uur en vierenvijftig minuten’, vertelde ik hem naar waarheid.
‘Wauw, wat fijn voor je’, zei hij.
Instemmend gemompel om ons heen. Iedereen luistert tegenwoordig maar schaamteloos mee.
‘Zo’n pensioen gaat niet meevallen, denk ik’, vervolgde mijn gesprekspartner.
Meer instemmend gemompel volgde. Veertien ogen keken me aan.
‘De eerste acht maanden zullen geweldig zijn’, zei ik.
‘Gaat het daarna minder worden?’, vroegen zeven monden in koor.
Ik deed er het zwijgen toe en liep weg. Ik had al te veel gezegd.

Die avond begon mijn vrouw ook over mijn pensioen. Je hebt zo van die dagen dat het lastig wordt.
‘Fijn, dat het eindelijk bijna zover is’, zei ze. ‘Je bent er echt aan toe. Het zal even niet gemakkelijk voor je zijn, maar over een tijdje wordt het helemaal geweldig.’
‘En wanneer zal dat volgens jou zijn?’, vroeg ik.
‘Over acht maanden als ik ook met pensioen ben.’