Samen met mijn vrouw en mijn smartphone lig ik in bed.
Ik probeer zo weinig mogelijk geluid te maken maar dat lukt me van geen kanten.
Bij elke neerwaartse beweging van mijn vinger hoor ik ’tok’.
Het tempo zit er goed in: ’tok, tok, tok, tok.’
Ik heb een extreem goed gehoor en ik word gallisch van die irritante tokgeluiden midden in de nacht. Maar ik kan niet stoppen. Dat heb ik frustrerend vaak. Dat ik doorga met iets waar ik beter een dikke punt achter kan zetten.
Het getok komt door het heftige slaan op de virtuele toetsjes van mijn telefoon. Zonder enige twijfel kan ik dat lawaai uitschakelen maar ik ben te lui en opgefokt om uit te zoeken hoe dat ook al weer moet.
Ik heb kramp in mijn linkerhand van het vasthouden van de telefoon en mijn rechter wijsvinger begint op te zwellen van het rammelen op de veel te kleine lettertjes. Mijn nek voelt door het ongemakkelijke platliggen aan alsof ie in een aangedraaide bankschroef zit.
Om de vijf seconden voel ik een pijnscheut. Maar ik ga onverdroten verder. ‘Tok, tok, tok’ en ’tok, tok, tok, tok’.
We hebben een elektrisch verstelbaar bed zodat ik ook best relaxed rechtop zou kunnen zitten. Maar ik ben te lui en opgefokt om de afstandsbediening ergens op te duikelen.
‘Tok, tok, tok, tok.’
Die middag heb ik anderhalf uur moeten schuilen tijdens een gigantisch onweer. Het water kwam met bakken uit de hemel en de bliksem sloeg meermalen maar een paar meter van mijn voeten in het beton.
Ik ben nog geen schim van een held en ik weiger dus om bij donderslagen en bliksemschichten op mijn fiets te blijven zitten.
Doorstane angst moet ik later van me af zien te tikken. Soms wordt het nachtwerk. Zoals nu.
‘Tok, tok, tok, tok’.
Plotseling wordt mijn vrouw wakker, draait zich naar me toe en kijkt me met grote paniekogen aan.
‘Had je een nachtmerrie?’, vraag ik bezorgd.
‘Ja, verschrikkelijk’, kreunt ze, ‘ik werd achtervolgd door honderden agressieve kippen’.
Hoewel ik nog lang niet klaar ben met mijn verhaal, besluit ik het getok per direct te staken.