Als het regent dat het giet dan ga ik vanzelf trager fietsen.
Door zo’n tempodaling komt mijn overactieve brein tot rust heb ik gemerkt en borrelen er vooral nutteloze vragen op.
Waarom die hersenen van me zo raar functioneren weet ik niet want ik ben geen neuroloog.
Toen ik tijdens een plensbui op mijn dooie akkertje een filiaal van Hans Anders passeerde, vroeg ik me af wat de voornaam van Mrs. Stanhope ook al weer was.
Ik begrijp volkomen dat de naam Stanhope alleen bij mannen met grijze haren nog een minuscuul belletje doet rinkelen.
Laat ik het dus uitleggen: Mrs. Stanhope was de moeder van Bob.
Bob was geen klant bij Hans Anders. Of bij enige andere opticien. Hij had zijn bijnaam Arendsoog natuurlijk niet voor Jan Joker gekregen.
Als kind was ik helemaal idolaat van Arendsoog. Ik verslond elk boek dat ik te pakken kon krijgen. J.Nowee, de bedenker van Arendsoog, was naast schrijver ook schoolhoofd van de Paulusschool. En ik zát op de Paulusschool. Oké, hij in Den Haag en ik in Valkenswaard maar het schiep toch een band.
In mijn biebje vond ik deze week drie Arendsoogboeken terug onder een dikke laag stof.
Mrs. Stanhope was altijd moederlijk bezorgd dat haar Bob wat zou overkomen. Die vrees was natuurlijk finaal ongegrond.
Arendsoog raakte over een afstand van driehonderd meter nog wel een scheut van een bonsaiboompje dat met windkracht tien in de wind stond te wapperen.
Dat Arendsoog een knappe, slimme zus had die Ann heette, weet ik nog als de dag van gisteren. Ik ben op haar nog een boek of drie, vier verliefd geweest. Die onbereikbare liefde ging pas over toen ik een nieuw overbuurmeisje met mijn eigen scherpe blik ontwaarde.
Ik herinner me Lightfeet het paard van Arendsoog en Jim de voorman die de S-ranch leidde als onze Bob het weer eens op zijn heupen kreeg en op avontuur trok.
Maar wat de voornaam van Mrs. Stanhope ook al weer was? Ik had werkelijk geen flauw idee meer. Nadat ik er een dag of drie, vier mee rondgelopen had, vermoedde ik eigenlijk dat ze helemaal geen voornaam had. Het zal simpelweg moeder zijn geweest.
“Moeder, ik ga op mijn gemak wat boeven vangen in het hoge noorden”, sprak Arendsoog zacht.
“Ach hemel Bob, doe je dan wel een sjaal om want gaat enorm vriezen volgens het Amerikaanse KNMI.”
“Ik neem mijn grote vriend Witte Veder ook mee hoor moeder”, zei Arendsoog die net deed alsof hij haar niet gehoord had.
“Dat is heel verstandig”, verzuchtte ze want ze wist wel wat de mensen van die relatie dachten.
Samen met Witte Veder vertrok Arendsoog naar Monserre in Canada waar hij in ‘Arendsoog en de geest van de eenzame wolf’ een bonthandel had geërfd.
Wat zich daar verder had afgespeeld, kreeg ik niet meer helder.
Ik klopte langzaam vijftig jaar stof van de kaft en rook aan het boek. De paardendamp trok mijn neusgaten in.
Het ging die avond verschrikkelijk hozen.
Toen de regen tegen middernacht onbedaarlijk tegen de ramen sloeg, nam ik het boek mee naar bed.
Ik kroop er, samen met een zaklamp, diep mee onder de dekens.
In die schuilplaats werd ik weer even dat manneke van negen. Dankzij mijn oude helden Arendsoog en Witte Veder.