Getverderrie, wat een bocht was die levertraan. Het vieze spul ging op een lepel en je moest het kokhalzend maar door zien te slikken. Ze vertelden je dat je er sterk en gezond van werd. Je kon het je ouders niet kwalijk nemen, want ze deden ook maar wat ze met de paplepel was ingegoten. Nadat de marteling van het innemen van dat smerige goedje al een paar decennia was gestopt, hoorde ik dat levertraan uit walvissen kwam. Dat die intelligente zoogdieren het loodje hadden gelegd om mij van vitamine te voorzien, viel me met terugwerkende kracht zwaar op de maag. Gelukkig bleek al snel dat hier sprake was van fake news. Levertraan komt van kabeljauw, schelvis of heilbot.
Walvistraan gebruikten ze voor lampolie en zeep en later voor margarine. Ook verschrikkelijk natuurlijk, maar ik was door het inslikken van liters levertraan in ieder geval niet medeplichtig aan de moordpartijen. Ik weet inmiddels dat walvissen geen geluid kunnen maken. Je hebt als gediplomeerde walvisvanger blijkbaar alleen het lef om een paar harpoenen in zo’n gigantisch lijf te jagen als je geen gekerm hoort dat door merg en been gaat.
Ook nu zijn er nog steeds landen die het een worst zal zijn dat ze de walvissen, tegen alle verdragen in, gruwelijk om zeep helpen. Van de Inuit kan ik het nog begrijpen omdat ze er voor hun voortbestaan van afhankelijk zijn. De IJslanders, Noren en Japanners hebben voor mij echter finaal afgedaan. Ze moesten zelf eens een harpoen in hun kont krijgen. Gegarandeerd dat ze daar behoorlijk van gaan jammeren.
In het restaurant kwam Moby Dick van Herman Melville ter sprake. Een onvervalste klassieker die ik nooit gelezen heb. Dat verhaal van de jacht op een witte potvis moet ik toch maar eens op zien te duikelen. Misschien dat ik dan nog meer aversie krijg tegen landen die willens en wetens en schaamteloos walvissen vermoorden die hun leed niet kunnen uiten.
Ik kreeg een heerlijk bereide zalm op mijn bord die ik smakelijk verorberde. Zalmen, kabeljauwen, schelvissen en heilbotten kunnen ook niet schreeuwen van de pijn, realiseerde ik me toen ik het laatste smeuïge stukje door mijn keel liet glijden. Levend strippen en verstikking zijn misschien nog wel barbaarser dan harpoenen.
Ik begreep eindelijk wat ik zelf was: een grote hypocriet.