Kleurenblind

Ik behoor tot het gekwelde gezelschap der kleurenblinden.
Je zou verwachten dat ik me daarom groen en geel erger, maar ik heb mezelf aardig onder controle. Toch is het vaak flink behelpen.
Boven is rood en onder is groen. Dat heb ik met een beetje studie en doorzettingsvermogen al aardig onder de knie weten te krijgen.
Chaos bij verkeerslichten weet ik tegenwoordig dus wel te vermijden. Ook het aantal bekeuringen valt op die plek redelijk binnen de door mij gestelde marges.

Bij het bewonderen van schilderijen, het kopen van fleurige overhemden of het genieten van diepzeevisjes, geef ik echter niet thuis. Dan ben ik visueel zwaar van slag.
Die schöne blaue Donau komt via mijn ogen binnen als één grijze stroom nattigheid.
Bij purple rain heb ik absoluut geen idee waar Prince het over heeft.
Als ik de zonnebloemen van Van Gogh bestudeer, zie ik een flets bosje dat voor mij zo de kliko in kan.
Van Arnold Grunberg heb ik blauwe maandagen nooit willen lezen. Op roze maandag blijf ik noodgedwongen binnen.
Ik mis kleurennuances in mijn fletse leven.
Voor de herkenbaarheid heb ik noodgedwongen een zwart-witte hond en een fiets in dezelfde tinten. Priesterkleding, sneeuw, schaakborden en raven moeten mijn leven kleur geven. Mijn favoriete dagen zijn witte donderdag en zwarte zaterdag.

Het mistroostige weer dreef me naar een locatie waar ik nooit eerder een voet binnen had gezet.
Het beginnersgeluk was met me. Ik leek binnen de kortste keren schatrijk te gaan worden. Ik werd overmoedig. Quitte of dubbel. Alles op rood.
“Rien ne va plus”, riep iemand.
“Ho, stop”, gilde ik, “vergissing, geen rood. Ik ben kleurenblind. Zwart bedoel ik.”
Chagrijnige gezichten keken mijn kant op.
“Rien ne va plus”, klonk het nu pissiger.
Ik slikte mijn wanhoop in en bad snel voor een klein wonder.

Het ivoren balletje had geen haast en sprong frivool van de ene naar de nadere kleur.
Het duurde en duurde. Er leek geen eind aan te komen. Toen hield het abrupt stil. Het viel op rood. Halleluja. Mijn hart maakte een kwartet vreugdesprongetjes.
Maar tegen alle natuurwetten in klom het balletje alsnog over een laatste opstaande randje.
Ik zag het in het zwarte kuiltje blijven liggen. Hoe ik ook tuurde: het vertikte nog een laatste inspanning te leveren. Er trok een waas voor mijn ogen.
Ik had nu rijk moeten zijn. Ik kon me wel voor het hoofd slaan. En dat laatste deed ik. Bam!
Veel te hard wist ik toen het al te laat was.
Ik zag sterretjes. In alle kleuren van de regenboog.

Vlinders

Vlinders op mijn pad

De tijd gaat snel

De tijd gaat snel

tweehonderd

Tweehonderd

Met de stille trom

Met de stille trom