Instappen lukte nog prima. Zelfs uitstappen was geen enkel probleem. Alleen de voorkant had een ferme optater gehad. Er hadden ’s avonds, na het nemen van een bochtje, joekels van betonblokken gelegen die er ’s morgens nog niet te bekennen waren geweest. De grill, de bumper, het rubber en het plaatwerk onder de auto waren finaal aan gort. Ons nog geen twee jaar oude Grijsje, die we zo frivool naar zijn kleur hadden genoemd, zat in de lappenmand.
Ik had me op een vrij uur getrakteerd en fietste naar de boekhandel in de stad. Sinds de intelligente lock-down in maart was ik er niet meer geweest. We stonden aan de vooravond van een tweede lock-down. Het bijvoeglijke naamwoord was nu wijselijk weggelaten. Het was te pijnlijk om het lamleggen van de samenleving opnieuw intelligent te noemen.
In de boekhandel zag ik tientallen pijlen op vloer. Overal trof je die richtingwijzers tegenwoordig aan. Hier naar binnen en daar eruit. Hier linksaf en daar naar rechts. Hier omhoog en daar naar beneden. Ik begrijp het best, maar het winkelt niet prettig. Als ik een boek wil kopen, moet ik me op mijn gemak voelen. Ik verliet de boekhandel zonder leesvoer.
Ontdaan fietste ik op huis aan. Onderweg plofte ik neer bij een aanlegsteigertje langs een watertje. Op een overwoekerd bord kon ik nog net lezen dat dit een plek was om in en uit te stappen. Het bord zag er net zo triest uit als ik me mistroostig voelde. We leven even niet in een tijd waarin je, vrolijk een deuntje fluitend, overal zonder nadenken maar in- en uitstapt. Je bent op je qui vive. Op elk moment van de dag.
Cafés en restaurants gingen weer op slot vernam ik die avond. Ik pakte mijn boek, las twee bladzijden en legde het weer weg. Dan maar een vrolijk stukje proberen te schrijven, besloot ik. Maar ook dat werd geen onverdeeld succes. Ik begon te beseffen dat lock-downs niet het beste in me naar boven halen.
Als we het openbare leven met z’n allen weer op rit zien te krijgen dan hoor je me verder niet meer zuchten. Dan lukt het lezen van een boek en schrijven van een stukje vanzelf ook wel weer. Het zou me heel wat waard zijn als we binnenkort overal weer naar buiten, maar vooral naar binnen kunnen. Zonder mondkapje vrolijk een deuntje fluitend en de angstige blik verdwenen uit onze ogen.
Grijsje kwam vandaag opgelapt en blinkend weer thuis. Zo goed als nieuw. De schade van ruim zestienhonderd euro was vakkundig weggewerkt. Het instappen en uitstappen was weer een stuk aangenamer, maar echt blij voelde ik me niet.
Grijsje en betonblokken liggen elkaar kennelijk niet zo! Dat helpt ook zeker niet om blij te worden zo’n rekening bij alle ellende die corona over ons uitstort. Eerlijk gezegd heb ik ook weinig moeite om m’n lachen in te houden dezer dagen. Sorry, ik kan het blijkbaar óók al niet leuker maken.
We zitten er allemaal mee helaas. Ja, dan begint het lachen je onderhand wel te vergaan.
Fijn dat Grijsje weer nieuw oogt, Deuken in de auto geven deuken in het ego, die er evenwel ook weer uit te deuken zijn. Een tip voor jou Mies, Charlie Mackesy, weinig letters, sfeervolle tekeningetjes en dé uitdeuker bij uitstek voor je ego. Iedere dag een zin <3
Die d heb ik weggetoverd en naar Mackesy ga ik eens op zoek.
Wat doen die betonblokken daar! Blijf zitten waar je zat. Ik bedoel, wij moeten maar zien binnen te blijven en dat beton gaat een blokje om…
Ja, die betonblokken houden nergens rekening mee. Daar zou tegenop getreden moeten worden. Wel een leuke van dat blokje om.
De lockdown in het voorjaar heb ik gelaten over me heen laten komen. Wat moet dat moet. Nu valt het me zwaarder, ik als beroeps huismus voel me beknot in mijn vrijheid. Het heeft een grotere impact op me dan ik had gedacht. Maar zoals ik al schreef “wat moet, dat moet.”
Ik begin het nu ook lastiger te vinden dan in het voorjaar, maar we zullen er hoe dan ook de moed zien proberen in te houden.