Hinderlijk sluipverkeer

Ik behoor sinds deze week tot een onsympathieke categorie weggebruikers. Die van het irritante sluipverkeer. Vanaf ons huis is er geen kortere weg beschikbaar om het dorp in oostelijke richting te verlaten en dat was vijftien jaar lang geen probleem. Nu het centrum een grote molshoop is en je daar met de auto niet kunt komen, zoeken chauffeurs alternatieve routes. Toen ik het bord zag, constateerde ik dat de bewoners de omtrekkende bewegingen door hun straat in het geheel niet op prijs stellen.

‘Stop sluipverkeer’ staat er in grote koeienletters te lezen. De mensen in die straat willen dat ik ophoud met mijn ergerlijke gesluip. Maar ik sluip niet; ik reed hier altijd al. Toch voel ik me met mijn gevoelige inborst direct een crimineel als ze me met zo’n tekst confronteren. Ik heb geen idee hoeveel auto’s er per dag door die straat razen, maar het moeten er te veel zijn voor de aanwonenden. Als je ergens last van hebt, moet je dat ventileren. Ik snap dat. De vraag is of zo’n bord iets helpt. Het centrum gaat eenrichtingsverkeer worden zodat het gesluip waarschijnlijk nooit meer helemaal tenietgedaan gaat worden.

Sinds mijn militaire dienstplicht is sluipen trouwens niet iets waar ik genoegen in schep. In het leger werd die wijze van voortbewegen naar de tijger vernoemd. Onder laaggespannen prikkeldraad moest ik tientallen meters op mijn buik door mul zand kruipen. De tijgersluipgang. Prettig vertier was anders.
‘Ik wil drie verrekte diepe sporen zien’, bulderde de sergeant als dat laag-bij-de-grondse onderdeel weer eens op het programma stond. Twee sporen moesten er van de knieĆ«n komen en het derde spoor van een hier niet nader te benoemen lichaamsdeel.
Ik was in die tijd nogal opstandig en liet me niet alles welgevallen van de eerste de beste onderofficier die thuis niets te vertellen had. Na twee keer afgezeken te zijn, kwam ik halverwege de sluipgang overeind en riep getergd: ‘Doe het zelf als je het allemaal zo goed weet.’
Natuurlijk had ik hem met u aan moeten spreken en niet met je. Een beetje op het prikkeldraad letten, was ook wel handig geweest.
Ik kon me melden bij iemand met drie sterren en mocht twee weekenden niet naar huis. Ik leerde als soldaat af om opstandig te zijn.

Dat het sluipverkeer de bewoners uit de straat met dat bord nogal hoog zit, is me angstig duidelijk. Ongetwijfeld wonen er ook een paar gepensioneerde sergeanten die op gezette tijden voor hun voordeuren gaan staan of misschien zelfs wel midden op de weg.
‘Waarom rijden we de andere kant uit?’, vroeg mijn vrouw toen we gisteren met de auto onderweg naar het bos waren. ‘Dat is verdorie kilometers om.’
‘Jij hebt zo te horen niet in dienst gezeten’, antwoordde ik met een bange blik in de ogen. Ik wees naar mijn voorhoofd. Het oude litteken van het prikkeldraad was nog te zien als je goed keek.