In alle vroegte zoefde ik over het nieuwe fietspad naar mijn werk. De merels floten dat het een lieve lust was. In het deuntje dat ze tjilpten, meende ik ‘Blowin’ In The Wind’ te herkennen.
De wind ruiste door de bomen en de zon stuurde al vriendelijk wat stralen naar de aarde. Het was een fantastische ochtend.
Maar aan mij was het paradijselijke sfeertje niet besteed. De schoonheid en de rust konden me niet bekoren vanwege het rumoer in mijn hoofd.
Ik wilde antwoord op een vraag. Een vraag die maar voorbij bleef komen. Keer op keer. Alsof de naald van een ouderwetse platenspeler bleef hangen.
Plotseling hoorde ik een hels kabaal waar ik totaal niet op voorbereid was. Ik kneep van pure angst in de remmen en lazerde bijna van mijn fiets. In de berm had een woest uitziend persoon een motorkettingzaag aan het janken gebracht. Gelukkig werkte mijn rechtermiddelvinger niet autonoom want anders had ik een tamelijk obsceen gebaar gemaakt.
Ik had sowieso beide handen nodig om mijn stuur een beetje recht te houden.
Welke idioot stond daar zo vroeg in morgen The Texas Chain Saw Massacre na te spelen aan de rand van het bos?
’s Avonds op de terugweg zat ik nog altijd met dezelfde vraag in mijn hoofd. Toen ik het punt naderde waar de herrieschopper me ’s morgens aan een hartverzakking had geholpen, zag ik iets dat op een kleine stellage leek. Ik stopte en zag twee stukken hout met daarop een boomstam. Pal voor het fraaie vennetje dat daar lag. Ik bood de man van het morgenlawaai in gedachten mijn excuses aan toen ik me realiseerde wat hem gedreven had.
Het was vakwerk geworden. Je moet het toch maar kunnen: met zo’n enorme kettingzaag acht keurige letters uit een boomstam krijgen. “Molenven” viel er op te lezen. Zonder twijfel was het dezelfde persoon geweest die eerder al “Meertjesven” had gekettingzaagd.
Ik hoorde de wind weer ruisen en zag twee merels op een paar meter van de boomstam zitten. Het moesten dezelfde vogels zijn die ik tien uur eerder al gehoord had. Ze floten ook nu weer met een aanstekelijk enthousiasme. Ze hadden blijkbaar op me gewacht. Ik herkende het deuntje uit duizenden en wist nu absoluut zeker dat het ‘Blowin’ In The Wind’ was. Zachtjes neuriede ik de woorden mee.
Hoe vaak slaat de mens nog de ogen omhoog
Voor hij de hemel echt ziet?
Het antwoord, mijn vriend, het zweeft in de wind
Het antwoord, het zweeft in de wind.