Het ene broodje is het andere niet

Ik ben verder geëmancipeerd dan iemand ooit voor mogelijk heeft gehouden. Zo ben ik niet alleen evolutionair toegerust om het gras te maaien, de vuilnisbak buiten te zetten, bier te drinken en de auto te wassen, maar kan ik, door jarenlange training, ook de wat minder voor de hand liggende taken acceptabel uitvoeren. Ik draai mijn hand niet meer om voor stofzuigen, afwassen, een portje drinken en het bed van frisse lakens voorzien. Sinds kort weet ik zelfs keukenkastjes zo goed als vetvrij te krijgen.
De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat mijn vrouw veel daadkrachtiger en efficiënter te werk gaat dan ik. Ik ben nu eenmaal een beperkt mannelijk exemplaar in dat opzicht. Goedgemutst doe ik mijn best – met die enkele genen die ik daarvoor toebedeeld heb gekregen – om de huishoudelijke taken tot een min of meer goed einde te brengen.

Alleen koken is nog steeds een onoverkomelijke hindernis voor me. Ik begrijp simpelweg niet hoe koud, losliggend etenswaar op het aanrecht tot een appetijtelijk geheel gebracht kan worden dat dampend op een bord zijn bestemming vindt.
Broodjes smeren en beleggen kan ik wel. Met een mes, boter en beleg kun je weinig verprutsen. Het zijn vaak kleine meesterwerkjes die ontstaan als ik voor dag en dauw culinair aan de slag ga. Helaas kan ik vaak geen afscheid nemen van ons warme bed, zodat mijn vrouw dan maar als eerste gaat douchen en logischerwijs ook als eerste beneden is. Zelfs na veertig jaar is ze nog geweldig met me begaan. Wie weet waarom mag het zeggen, maar het bewijs wordt telkenmale geleverd. Als ik de trap af ben gestommeld, staat de koffie al te dampen en liggen de klaargemaakte broodjes keurig verpakt op precies de goede plek op het aanrecht. Ik hoef het pakketje alleen nog maar in mijn tas te laten vallen.

Die liefdevolle activiteit van haar heeft een keerzijde. Ik kan er natuurlijk voor zorgen dat ik ‘s morgens gewoon meteen opsta als mijn wekker afloopt. Dan ben ik als eerste in de keuken en kan ik het voorkomen. Vandaag was ik weer te lui om stante pede mijn bed uit te springen na de irritante piepjes van mijn wekker. Mijn vrouw was dus weer eerder. Ik wist wat het gevolg zou zijn. Een half uur later schud ik het rotgevoel fietsend naar mijn werk van me af, maar om twaalf uur moet ik het toch onder ogen zien. Bij het eerste broodje is het meteen raak. Ik weet het al voordat ik het voorzichtig openklap. Ik staar met afgrijzen naar het beleg. Als er iets is wat ik intens smerig vind, is het wel gebraden gehakt.