Het drama dat Tour de France heet

Zoals elke werkdag racete ik op mijn fiets op huis aan. De hobbels nam ik professioneel en goedgemutst als een bejaarde versie van Tom Dumoulin. Door de droogte zaten er weinig polletjes in lucht en genoot ik zonder niesonderbrekingen van mijn ultieme vrijheid.
Ik had met mijn ranke lijf en trapvermogen graag beroepswielrenner willen worden, maar fietsen in de Tour de France zou een psychisch drama voor me geweest zijn. Ik kan er zelfs niet naar kíjken. Al veertig jaar niet meer.

Na een mislukte studie, waarvan ik geen idee had waarom ik er ooit aan begonnen was, moest ik verplicht onder de wapenen. Veertien maanden liep ik met een zwart baretje scheef op mijn hoofd het land met tegenzin te verdedigen. Ik leerde goed drinken en slecht schieten. Ik was tweeëntwintig toen ik mijn militaire plunjezak bij het grofvuil kon zetten. Mijn eerste sollicitatie was raak en ik had een echte baan. Voordat ik de typemachine als wapen zou gaan hanteren, toog ik met twee vrienden in een aftandse Opel Kadet naar Lloret del Mar om de vieze smaak van mijn soldatenleven met liters rum-cola weg te spoelen. Ik moest na twee weken alleen naar huis. Mijn eerste werkgever had bedongen dat ik op kwam draven. Met een ‘veel succes’ hadden mijn vrienden me op het station van Barcelona gedropt. Ze zaten graag nog een weekje aan het strand van de bloedhete Costa Bravo.

Zesendertig uur duurde mijn eenzame terugreis. Om acht uur ‘s morgens kwam ik met de trein in Parijs op Gare du Nord aan. Of op Gare du Sud. Windrichtingen zijn voor mij hogere wiskunde. In ieder geval moest ik met de taxi van het ene enge station naar het andere. Ik had het vak Frans in de vierde klas laten vallen en sprak het inmiddels weer bijna net zo slecht als Swahili. De taxichauffeur begreep mijn ‘ je veux avec un autre train to Hollande’ na wat ondersteunende handgebaren en gaf gas. Als een malloot scheurde hij door de Parijse binnenstad. Mijn darmen kronkelden zich in alle bochten. Ik hield me met beide handen vast aan de beugels in de taxi. Toen ik de rit overleefd had, gaf ik al mijn overgebleven Francs als fooi. De chauffeur boog twaalf keer toen ik uitstapte en me wankelend en overgevend uit de voeten maakte. De fooi moet omgerekend zeker veertig gulden geweest zijn. Ik ben nooit meer in Parijs geweest. Ik krijg al hevige buikpijn als ik aan Frankrijk denk.

Tegen beter weten in zette ik vandaag de Tour de France op. Na anderhalve minuut begonnen de krampen al. Ik knalde het tv-scherm op zwart, pakte mijn fiets uit de schuur en trapte me het apelazarus om mijn ingewanden rustig te krijgen. Veertig jaar geleden overleefde ik die helse taxirit maar nog steeds is de Tour de France een niet te nemen hobbel voor me.

9 gedachten over “Het drama dat Tour de France heet”

Reacties zijn gesloten.