Waterschapsheuvel – Richard Adams

De namen van de beesten die we vroeger thuis hadden, begonnen allemaal met de letter S. Het lieve, witte, tamme konijn dat aan het einde van de tuin in een fraai getimmerd paleisje gevangen zat, luisterde naar de welluidende naam Snuffel. Ik was de naamgever van het aanhankelijke diertje. Het voor konijnen kenmerkende bewegen van de neusgaten was me bekend van de biologieles in de brugklas. Van die andere hobby waar konijnen om bekend staan, wist ik op twaalfjarige leeftijd nog niets. Met slechts één redelijk lui exemplaar was daar ook moeilijk achter te komen.
Een paar dagen voor kerst werd er alarm geslagen door mijn twee jongere zusjes: Snuffel was in geen velden of wegen meer te bekennen. Volgens mijn vader, die driftig in een pan op het fornuis stond te roeren, was ons konijn ontsnapt. Ik keek in de kookpot en werd ter plekke voor drie dagen vegetariër. Mijn vader bleef resoluut verkondigden dat er weliswaar een haasachtige op het vuur stond te pruttelen maar dat het Snuffel niet was. Ik was niet te overtuigen, hield mijn poot stijf en at met kerst alleen een kwart kropje sla.

Nooit durfde ik het aan om Waterschapsheuvel van Richard Adams te lezen. Zelfs de gelijknamige tekenfilm met het nummertje ‘Bright Eyes’ van Art Garfunkel wenste ik niet te kijken. Ik zou er spontaan bij gaan zitten janken.
In 2015 kwam er een nieuwe druk van het boek uit met in het midden schitterende prenten van Aldo Galli. Ik kocht het werk en zette het keurig in de boekenkast. Ik wilde mijn schroom om het te lezen, zien te overwinnen. Dat lukte vorige maand dan eindelijk.
Wat een ongelofelijk heerlijk, indringend, spannend en soms ook droevig verhaal. Onder leiding van Hazelaar trekt een groepje konijnen weg van de kolonie waarin ze leven. Ze weten door het gevoelige, angstige konijntje Vijfje dat er groot gevaar dreigt als ze blijven.
In Waterschapsheuvel schetst Richard Adams een overtuigende wereld waarin konijnen vriendschappen sluiten en vijanden verslaan. Alles wat de konijnen doen is gebaseerd op hun echte gewoontes. Fictie en werkelijkheid zijn in een machtig mooi verhaal gegoten. Als het Hazelaar na alle ontberingen, strijd en doorzettingsvermogen gelukt is om een nieuwe gezonde kolonie te stichten, is zijn konijnenleven zo goed als voorbij. Konijnen worden niet erg oud. Hij trekt zich terug van de groep zoals beesten doen als ze hun einde voelen naderen. Ik sloeg het kloeke boek van bijna vijfhonderd bladzijden met een brok in mijn keel dicht.

Konijnen worden niet erg oud. Hazelaar bereikte een mooie konijnenleeftijd maar bij Snuffel durf ik mijn hand daar niet voor in het vuur te steken. Hazelaar had een spannend leven maar hupte rond in een boek. Snuffel verdeed zijn dagen in het echte leven met het wegwerken van stapels ganzentongen bij ons achter in de tuin. Hij zat in een prachtig getimmerd en geschilderd hok maar ik vermoed dat hij daar de schoonheid niet echt van in kon zien. Dat hij als kerstmaal eindigde, geloof ik al heel lang niet meer. Zo was mijn vader niet. Toch had Snuffel een sprankelender leven verdiend. Beesten horen de ruimte te hebben. Veel ruimte. Misschien dat hij daarom een tunnel groef en op de vlucht sloeg.
Aan die lieve, tamme Snuffel bied ik vijftig jaar na dato mijn oprechte verontschuldigingen aan voor het feit dat hij zijn witte kontje amper kon keren.