Gratis parkeren

Met mijn behoorlijk ontwikkelde dwangneurose ontsnapt er zeer weinig aan mijn aandacht. Ik controleer alles altijd dermate grondig dat ik zelden gefopt word door een druppende kraan, een brandende gaspit of een ge- of verbodsbord. Check, check en dubbelcheck is mijn geschifte motto. Een devies waar ik zelf bij tijd en wijle moedeloos en hyper van raak. Alleen bij parkeren lijkt die rare kronkel in mijn brein niet te functioneren. Zo kreeg ik al bekeuringen in Amsterdam, Kopenhagen en Berlijn. Meer hoofdsteden heb ik trouwens nooit bezocht.

In ons dorp wandel en fiets ik. De auto laat ik altijd staan. Nou ja, er is één kleine uitzondering. Als mijn vrouw tot laat moet werken dan kook ík. Dat wil zeggen dat ik in dat geval de Chinees bel.
‘Twee kippensoep, één bami en een portie saté.’
‘Over tien minuutjes klaar.’
De tekst van de Chinese mevrouw en die van mij zijn altijd hetzelfde. De conversatie zou na al die jaren veel korter kunnen. Ik ga haar eens voorstellen om het in het vervolg te laten bij:
‘Met mij.’
‘Tot zo.’

Ik ga wél met de auto als mijn vrouw niet kan koken. Het is best een flinke afstand en koude kippensoep lust mijn vrouw niet. Parkeren doe ik altijd op het kleine parkeerplaatsje op zevenenzestig meter van de Chinees. De keren dat onze auto daar gestaan heeft, zijn niet meer op de vingers van tweehonderd handen te tellen. Ik kook dus eigenlijk best vaak.

Vandaag maakte ik een ommetje door het centrum. Ik naderde het parkeerplaatsje. Ik zag een bord dat de richting aangaf. Een vette pijl naar links. Ook las ik de tekst ‘kort parkeren’. Boven dat bord zag ik nog een ander bord. Van een andere parkeerplaats. Een vette pijl naar rechts. Met daaronder het krachtige ‘gratis parkeren’.
Het leek me dat ‘kort parkeren’ taalkundig niet het tegenovergestelde kon zijn van ‘gratis parkeren’, maar iets in me zei dat dat ‘korte parkeren’ toch iets moest kosten. Ik liep in de richting van het parkeerplaatsje. De plek waar ik al tientallen jaren de auto neerzet om verder te voet de weg naar de Chinees te vervolgen.
Ik zag een bord met een hand die ergens een muntje in leek te werpen. Ik liep wat verder en ontwaarde een paal die dienstdeed als ontvanger van parkeergeld.

Ik had al die borden écht nog nooit gezien. Net zomin als de parkeerautomaat. Nooit waren ze binnengedrongen in die rare hersens van me. Buiten de dwangneurose heb ik dus ook nog een blinde vlek voor betaalde parkeerplaatsen. Nu snapte ik de drie bekeuringen in die hoofdsteden. Dat ik in mijn eigen dorp verschoond was gebleven van een fiks aantal bekeuringen kon maar twee verklaringen hebben: ik had ongelofelijk veel geluk gehad of ze delen alleen bekeuringen uit in hoofdsteden.