Buiten mijn kleurenblindheid en twee linkerhanden heb ik nog een ander mankementje: ik heb een waardeloos geheugen voor gezichten.
“Die Yolanthe heeft best knappe zussen”, zei mijn vrouw en duwde een mij onbekend tijdschrift in de handen.
Ik zag drie aardig geschapen dames in fraaie poses naast elkaar zitten. Dat Yolanthe, met de niet door me te onthouden achternaam, iets te maken had met Wesley Sneijder wist ik, maar ik had geen idee wie van de drie het was. Herkennen zou ik haar nog niet als ik er een miljoen voor kreeg.
Dat ik BN’ers zelden herken, is alleszins verklaarbaar. Ik lees geen tijdschriften en de tv-programma’s waar ze opdraven, zijn ook niet aan mij besteed. Ik slaap verder prima met dat hiaat in mijn algemene ontwikkeling. Het niet gaan rinkelen van een belletje als er een bekende voor mijn neus staat, is daarentegen wel onaangenaam. Ik ben waardeloos in de kunst van de gezichtsherkenning. En als het me sporadisch eens lukt dan weet ik er meestal geen naam aan te koppelen.
De weg in onze straat is al wekenlang opengebroken. Een flink stuk moet ik met de fiets aan de hand over het trottoir. Een dame kwam me, net als ik met de tweewieler lopend, kwiek tegemoet. Toen we op gelijke hoogte waren, rook ik haar parfum. Chanel No. 5. Met mijn neus is weinig mis.
“Wie we daar hebben”, kraaide ze het uit. Ik keek snel om me heen maar we waren echt de enige twee levende zielen op het hele stuk stoep. Een onvervalst Yolanthe-momentje om u tegen te zeggen. Ik had geen idee wie het welriekende mens was. Ze moest gezien, geroken of gevoeld hebben dat ik haar niet herkende en kwetterde vrolijk: “Ik ben het, Ans.”
“Je weet wel van toen”, vervolgde ze met een alleszeggende knipoog.
Ik zeefde wat Ansen en toenen door mijn geheugen maar vond geen enkel aanknopingspunt.
“Het is echt heel erg van me maar ik kan vanwege extreme vermoeidheid even geen historisch tijdvak voor de geest halen waarin we elkaar ontmoet zouden kunnen hebben”, wist ik taalkundig correct uit te brengen.
“Ach gekke Henk, natuurlijk weet je dat.” Weer knipoogde ze.
Ik wierp snel een blik op mijn identiteitskaart en daar stond toch echt de voorletter M op. De M van Mies.
Hoewel we op minder dan vijf meter van onze voordeur stonden, leek het me geen goed idee om Ans – ondanks haar voorkomen en besproeiing met Chanel No.5 – voor een kopje koffie uit te nodigen. Ik was gekke Henkie niet.