Je ziet het aan de buitenkant niet maar toch ben ik een notoire stresskip. Ik heb geleerd om mijn rol als relaxed rondscharrelend wezen met verve te spelen maar ondertussen zit er altijd wel een ei in de weg. Vreemd genoeg ben ik dan weer wel gezegend met een geduld dat niet van deze wereld is. Die lijdzaamheid heb ik rond mijn zesde opgedaan en is nooit meer verdwenen.
Ik logeerde bij mijn grootouders omdat mijn moeder in het ziekenhuis lag. Ome Gerrit had als enige van de grote familie een auto. Of ik de zee al eens ooit gezien had, vroeg hij. Ik schudde mijn hoofdje. Hij zag dat ik verdrietig was en trommelde een loslopende schoonzus en mijn grootouders op.
‘Vandaag ga je iets moois beleven, manneke’, riep hij vrolijk. Het was half november. Een gure dag met harde wind en regenvlagen. Met z’n vijven namen we plaats in zijn Volkswagenbusje. Het was al middag en het busje reed niet zo hard. De reis leek uren te duren. De wind trok nog verder aan en de regen deed steeds enthousiaster mee. Het begon al te schemeren toen hij het busje parkeerde. We liepen een dijkje op. ‘Kijk’, zei ome Gerrit toen we er bovenop stonden. Hij wees vooruit. ‘Daar ligt de zee.’ De schemering en de regen hadden gezelschap gekregen van dichte mist. Ik zag niets.
‘Mooi’, zei ik.
We reden weer naar huis.
Het kamertje waar ik bij mij grootouders sliep, had houten wanden. Het was midden in de nacht en ik kon niet slapen. De zee die ik niet gezien had en mijn moeder in het ziekenhuis spookten door mijn hoofd. De houten wand had openingen. Dat heb je soms met houten wanden. Gaatjes van knoesten. Ik had ooit van Hansje Brinker gehoord die zijn vinger in de dijk stak om het land voor een overstroming te behoeden en ook ik stak mijn vinger maar eens diep in een opening. Ik kreeg hem er niet meer uit. Zindelijk was ik nog steeds niet en ik plaste van spanning in mijn broek. Ik wilde niemand tot last zijn en bleef stilletjes liggen. Uren later hoorde ik een haan kraaien. Mijn grootmoeder kwam even daarna mijn kamertje binnen. Mijn vinger zat nog steeds muurvast.
‘Heb je lekker geslapen en gedroomd van de zee?, vroeg ze.
‘Ja, oma’, zei ik.
Haha, wat een herinnering! 😉
Herinneringen heb je niet in de hand hè.
Wat een heerlijk verhaal. Ik zie je helemaal liggen in je pyjamaatje. Weet je nog hoe die er uit zag?
Nee dat niet. Geheugen is wat dat betreft toch wel lekker selectief hè.
Gelukkig is alles goedgekomen…de vinger bevrijd en de zee zie je ook regelmatig. Leuk geschreven stukje en het was leuk om te lezen!!
Ik heb al mijn vingers nog en de zee zie ik elk jaar. Hoewel….
Dit jaar zal ik dan nog vlug moeten zijn, realiseer ik me. Het IJsselmeer telt niet denk ik.