Ik ben een enorme schijterd wat dieren betreft. Ik blijf – met de hond als enige uitzondering – zo ver als mogelijk uit de buurt van beesten. Ik gruw van muizen, dagpauwogen, schapen, naaktslakken, konijnen, papegaaien en katten. Ik vind beesten nogal eng. Frankie is deze week de grote uitzondering gebleken. Frankie is namelijk een uitzonderlijk innemende kater.
Een paar dagen geleden kwam Frankie bij ons in huis. Mijn vrouw had ‘m meegebracht. Te leen gekregen van de zus van een vriendin. Frankie was geen probleem voor me omdat hij de titel van een boek was én degene die het verhaal met humor en compassie voor het voetlicht zou brengen.
De relatie tussen boeken en mij was de laatste jaren tot ver onder het nulpunt gedaald. Toen ons dorp twee jaar geleden, zowat gelijktijdig met het ingaan van mijn pensioen, weer een fraaie boekhandel kreeg, ging ik boeken kopen als een bezetene, maar kreeg ik amper een werk uitgelezen. Ik was gepromoveerd tot een hopeloze gepensioneerde op leesgebied zonder enig zicht op vooruitgang.
Ik las gisteren stiekem een bladzijde uit Frankie om te kijken of een kater als verteller me kon bekoren. Ik las daarna nog een pagina. En vlug nog een paar. Na vijf minuten kon ik niet meer stoppen. Regelmatig schuddebuikte ik van het lachen. Soms liepen de tranen van ontroering over mijn wangen.
Frankie van het Duitse schrijversduo Maxim Leo en Jochen Gutsch is met 156 bladzijden geen dikke pil, maar wel groots van verhaal. Humoristisch, melancholisch, vrolijk, droevig en filosofisch. De volgende kat of kater die ik in het echt tegenkom, ga ik uitgebreid knuffelen. Mijn angst voor katten en katers is na het lezen van deze heerlijke roman zo goed als over.