Toen het steeds moeizamer ging, had er een lichtje bij me moeten gaan branden. De één na de ander begon tegen te stribbelen. Met een beetje masseren en vriendelijke woorden had ik mijn printer nog wel een tijdje aan de praat weten te houden, maar aan de strepen en vlekken kon je zien dat het niet meer van harte ging. Een maandje geleden gooide het apparaat definitief de handdoek in de ring. Een week daarna gaf de dvd-speler, als tweede in de rij, te kennen van zijn pensioen te willen gaan genieten. Hij gromde verbolgen bij het inslikken van een schijfje en wenste geen verdere actie te ondernemen. Er zou wel eens een schroefje bij hem los kunnen zitten, gokte ik bij gebrek aan adequate kennis. In ieder geval was het wat hem betreft helemaal over en uit. Andere hard- en software werd door de weigerachtige printer en dvd-speler aangespoord om ook in opstand te komen. Binnen de kortste keren werd het plezier van het computeren vakkundig om zeep geholpen. Ik gaf me gewonnen en wapperde met de witte slag die ik vlug van een laken had gemaakt. De muis en het toetsenbord waren me de enigen die nog aan mijn kant stonden. Zij mochten blijven, de rest kon wat mij betreft zijn biezen pakken.
De nieuw gekochte computer had een buitengewoon fraai gevormde achterkant, maar ik wist zeker dat er iets niet mee in de haak was. Na enkele dagen van moedeloos het hoofd schudden en nachtelijke zoektochten op internet, ontdekte ik dat mijn trouwe toetsenbord en muis nog prehistorische stekkertjes hadden. De binnengehaalde computer wenste dat soort uiteindjes niet in zijn zilverkleurige lijf gestoken te krijgen. Het moest veel moderner: USB in plaats van PS/2. Wist ik veel. Ik sloeg maar weer aan het bestellen. De volgende dag zette ik een ander toetsenbord en een verse muis naast de nieuwe pc en printer. Ze mochten samen geduldig wachten totdat ik geestelijk zover was om afscheid te nemen van mijn bejaarde computer. Ondanks alle mankementen kon ik dat oudje maar niet loslaten. Je bouwt in de loop der jaren toch een band op. Ik bleef er op doorwerken, maar kreeg er darmkrampen en trillende handen van. Dat was op de goede dagen dat hij nog een beetje mee wenste te werken. Op de hopeloze dagen zat ik erbij als een zombie met een zonnesteek.
Vanavond telde ik af tot het uur U. Om negen uur moest het echt gaan gebeuren voordat ik zélf in zou storten. Net toen ik mijn oude computer van zijn levenslijn wilde koppelen, schoot me te binnen dat ik mijn wekelijkse stukje nog niet geschreven had. ‘Sorry, jongens’, zei ik tegen de nieuwelingen, ‘dit is een kwestie van prioriteiten.’ Ik nam alles mee naar de bovenverdieping en gooide de hele santenkraam ergens in een hoekje. ‘Tot over een paar weken. Als ik er klaar voor ben, zien jullie me terug.’
Achter mijn oude computer begon ik aan mijn stukje. Al tikkend constateerde ik dat er nog ergens een schroefje loszat. Bij mezelf.