Er was al bijna geen doorgaande weg meer te ontdekken in het centrum van ons dorp. Met ongekende voortvarendheid werd het asfalt in stukken gehakt en in grote vrachtwagens gekieperd en afgevoerd. Het zand begon de overhand te krijgen. Binnenkort zou het eindelijk zover zijn. Minder auto’s en meer ruimte voor fietsers en voetgangers. Zo lang ik me kon heugen was er verkeer door het centrum geraasd. Vanaf de ene kant komend van de grote stad tien kilometer naar het noorden en vanaf de andere kant komend van Vlaanderen tien kilometer naar het zuiden.
De werkzaamheden trokken veel bekijks. Een ouder echtpaar posteerde zich naast me op ongeveer vijftig centimeter afstand. Zonder mondkapje op vuurde de dame van het tweetal een vraag op me af. Ik had een week geleden mijn eerste coronaprik dan wel in mijn rechterarm getorpedeerd gekregen, maar ik besloot toch maar achteruit te deinzen.
‘Wat zijn ze hier aan het doen?’
‘U bent niet van de ontwikkelingen in het dorp op de hoogte?’
‘Nee, wij komen niet van hier.’
‘Hier komt een prachtig strand, mevrouw.’
‘Ik denk dat ik u niet goed verstaan heb nu u uw mondkapje ineens hebt opgezet. Mijn gehoor is niet meer zo super. Ik meende strand te verstaan.’
‘Inderdaad, een strand, mevrouw’, zei ik nog een keer terwijl ik mijn best deed goed te articuleren. ‘Regeren is namelijk vooruitzien en de opwarming van de aarde heeft hier velen de ogen geopend. Iedereen wil naar het strand tegenwoordig en volgens de laatste berekeningen komt de zee hier in de zomer van 2022 te liggen. Precies in het centrum. Dat kunnen ze met computers exact berekenen. Zo’n strand is economisch gezien een schot in de roos. We zijn dan ook mooi van al die herrie en stank van auto’s verlost. Nee, dom zijn we hier niet.’
Haar echtgenoot, die zich tot dat moment afzijdig had gehouden, besloot zich te laten gelden. Hij zag er behoorlijk verbolgen uit.
‘Die man zit je finaal voor de gek te houden, Dorethea.’ Hij keek me een seconde later intens smerig aan.
‘Ik weet het niet, Karel, want het klinkt best logisch. Een paar dagen geleden is er nog een groot stuk ijs van de Noordpool afgebroken. Weet jij hoe snel dat allemaal gaat? Die computers zullen het echt wel weten.’
‘Denkt u dat zoiets nog te stoppen is?’, vroeg Dorethea terwijl ze haar man verder straal negeerde.
‘Ik denk het wel, mevrouw’, zei ik vriendelijk. Gepast afstand houden of een mondkapje opzetten, zal veel leed kunnen voorkomen.’
Karel trok hard aan de linkerarm van zijn vrouw en zette er direct flink de pas in. Zo snel mogelijk weg van die gek uit dat dorp. Dorethea kon zich op haar hoge hakken maar met moeite overeind houden.