Het was een heel lange maand geweest, realiseerde ik me toen mijn vrouw me vroeg of ik een stukje aan het schrijven was. Dat was ik niet. Ik was de digitale krant aan het lezen op mijn computer. Het lettertype zal misschien hetzelfde zijn geweest. Mijn hoofd stond al een paar weken niet naar stukjes schrijven en daarom begon ik er een half uurtje geleden maar mee. Ik ben nogal tegendraads.
De vraag is gerechtvaardigd of je moet stoppen met het binnenwerken van nicotine als je nog een aantal keren als steun, toeverlaat en chauffeur op en neer moet rijden naar het ziekenhuis in de grote stad. Ik stelde me die vraag een maand geleden niet. Ineens was ik de nicotine beu. Meer dan beu. Opnieuw beu. De zoveelste keer in vijftig jaar.
Ontelbare keren eerder probeerde ik te stoppen. Het lukte me nooit. Ik koos deze keer voor een enorm lastig moment. De operatie was achter de rug en de bestralingen stonden nog op het programma. Ik moest er voor haar zijn. Rustig en kalm. Ik zou beter nog even kunnen wachten met dat stoppen, schoot het door mijn hoofd.
Er hangt een scheurkalander bij ons op het toilet. 13 november zie ik in mijn ooghoek. De verjaardag van mijn moeder. Heel haar leven, tot bijna aan haar dood, rookte ze. Ze wist pas te stoppen toen ze door haar vergevorderde dementie niet meer wist wat roken was. Op haar verjaardag ben ik, ondanks alle twijfel en hachelijke momenten, precies een maand van de nicotine af. Ik denk dat mijn moeder daarboven stiekem best een beetje trots op me is.