Zes jaar geleden reden mijn vrouw en ik nog in een niet zo slimme auto. Eentje die niet wist wat een digitaal instrumentenpaneel was. Onze toen bijna twintigjarige wagen beschikte slechts over een displaytje met tijdsaanduiding waarop je alleen met heel goede ogen kon zien hoe laat het was.
We kochten vanwege de nieuwe baan van mijn vrouw een kersverse bolide die, naar we hoopten, onderweg iets minder onderdelen zou verliezen en die daarbij ook nog eens wilde starten zonder voortdurend met een hoop kabaal tegen te sputteren.
We sloegen steil achterover van de tientallen snufjes die er in deze auto verwerkt zaten. Na vijf jaar en negen maanden had ik het meeste van het futuristische vehikel onder de knie, zodat het tijd werd om weer afscheid te nemen.
Twee weken geleden brachten we hem weg en reden we met een andere huiswaarts. Ik begon als een idioot de bijna duizend bladzijden handleiding door te worstelen. Van het instrumentenpaneel snapte ik de helft niet, maar al rijdende zouden de meeste mogelijkheden zich wel aan me openbaren. Daar gokte ik maar op, want we moesten na drie dagen al op weg.
De plaats van bestemming lag vijftien kilometer naar het noorden in de grote stad. Zonder noemenswaardige problemen kreeg ik de navigatie aan de gang. Dat de rit pas eindigde na zevenentwintig kilometer lag aan mij omdat ik nog even moest wennen aan de aardige stem van de navigatie-mevrouw. Toen we eindelijk gearriveerd waren, zag ik onder op het scherm de knop ‘thuis’ staan. Altijd gemakkelijk zo’n optie om de weg naar huis te vinden, dacht ik. Ik drukte enthousiast op de knop.
Op de terugweg meende ik op mijn eigen navigatiegevoel af te kunnen gaan en liet ik de navigatie-dame in de auto van haar welverdiende rust genieten. Na twintig minuten rijden waren we, zoals mijn vrouw al had voorspeld, hopeloos de weg kwijt. Ik herinnerde me gelukkig dat ik een paar uur eerder op het knopje ’thuis’ had gedrukt. Ik duwde er vriendelijk op en de slimme auto gaf direct een route aan.
Na weer twintig minuten gereden te hebben, kwamen we precies uit op de plek waar we in de stad vandaan kwamen. De straten waren me al iets te bekend voorgekomen. Zonder enige vorm van overleg had de navigatie-mevrouw het adres waar we op bezoek waren geweest als ’thuis’ in haar eigenwijze, digitale geheugen opgeslagen.
Een half uur later waren we eindelijk écht ‘thuis’ en het duurde tot diep in de nacht voordat ik uitgevogeld had hoe ik dat ‘nep-thuis’ uit de navigatie-dame kon krijgen.