Ooit in een ver verleden dacht ik het met pen en papier een aardig eindje te gaan schoppen. Maar als jongetje van elf kwam ik midden in de zomer van een koude kermis thuis.
Een schrijversloopbaan kon ik op mijn jonge buikje schrijven. Na de teleurstelling van het nooit uitgegeven meesterwerk Slem het spook en de verdwenen butler duurde het tot mijn vijfentwintigste voordat er zich weer een mogelijkheid voordeed om onsterfelijk te worden. Na het voetballen, tafeltennissen, schaken en volleyballen, kwam het bowlen in beeld. Bij uitstek leek me dat de perfecte sport omdat er altijd een bar in de nabijheid was.
Ik had de pijnlijke gewoonte om tegen alles ja te zeggen en geen weddenschap uit de weg te gaan. Twee karaktertrekjes die me op gezette tijden behoorlijk in de problemen brachten.
“Als ik vanavond geen nieuw record gooi dan treed ik op als Dolly Parton”, zei ik met misplaatst zelfvertrouwen na nét een pilsje te veel. Een week later zat mijn gezicht onder de schmink, kreeg ik een rokje aangetrokken en werd er een pruik op mijn hoofd geplant. Een paar ballonnen op de plek waar de originele Dolly iets appetijtelijkers had zitten, maakten de metamorfose compleet. De spreekstalmeester van de avond verwisselde de t met een d zodat ik aangekondigd werd als de enige echte Dolly Pardon. Live blèrde ik vals maar met passie en geestdrift Nine to Five. Na het ovationele applaus stapte ik in dezelfde outfit ook nog eens vrolijk de bowlingbaan op. Dat zat als toegift bij de weddenschap inbegrepen.
Er moest in 1981 plotseling zonder enige vooraankondiging een clubblad komen. Er werden vrijwilligers gevraagd. Voor het bestuur had ik me natuurlijk al eerder laten strikken. Mijn hand schoot opnieuw zonder nadenken de lucht in. Wie schrijft er het eerste verhaaltje om mee te openen? Weer mijn hand omhoog. Het werd professioneel aangepakt door de bowlingclub. Voor de eerste uitgave werd geld vrijgemaakt voor een heuse drukker.
Over een teamgenoot schreef ik dat zijn manier van vingers in de bowlinggaten duwen niet bevorderlijk was voor het aanzien van zijn pink. De drukker vergat een lettertje in dat woordje pink. De n. Niemand die het geloofde. Ik was een viespeuk vond iedereen bij de club.
Het duurde jaren voordat ik de schaamte voorbij was. Een schrijver zou ik nooit meer worden. Ik was geknakt en gebroken. Ik zou de rest van mijn leven van negen tot vijf moeten blijven werken. Wat zeg ik: tot half zes!