Ik weet niet wie de term verzonnen heeft, maar ‘zwevende kiezer’ is een taalkundig gedrocht. Volgens mij kan dat alleen iemand zijn die een centimeter of twintig als een illusionist boven de grond hangt en wanhopig probeert te bedenken op wie hij moet stemmen.
Zelf ben ik in de vijftig jaar dat ik vakjes inkleur met beide benen op de grond blijven staan. Dat ik daarbij erg standvastig was, kan niet van me gezegd worden. Ik denk dat ik in mijn leven op zeker zeven verschillende partijen heb gestemd.
De wekker had ik heel vroeg gezet, hoewel dat gezien mijn nieuwe status als gepensioneerde nergens voor nodig was. Tegen zevenen in de avond sjokte ik pas naar het stembureau. Ik was er al een poosje uit welk vakje ik rood zou maken. Daarom had ik de laatste vijf avonden weg kunnen zappen als ik een politicus op tv zag verschijnen.
Zelden had ik in zo’n korte tijd zoveel vage beloftes, domme oneliners en sneren onder water voorbij zien komen. Alles scheen geoorloofd te zijn om de zwevende kiezer binnenboord te harken. Zoiets kan te veel worden voor de stemmende mens. De enige politicus die zich een beetje normaal had weten te gedragen, kreeg mijn stem. Ik wist dat ik op het verliezende paard gewed had. Soms gaan principes voor.
Na het kleurwerk werd ik buiten aangesproken door een man van mijn leeftijd.
‘Nu zien ze me hier nooit meer’, sprak hij bozig. ‘Wat een ongelofelijk saaie bedoening. Van die grafstemming binnen word je als zwevende kiezer niet vrolijk. Ze moeten verdorie de zaak wat aankleden met slingers en zo en ook zorgen voor koffie met gebak.’
‘Of voor bier’, zei ik.
De zwevende kiezer knikte instemmend.
‘Zin in een pilsje trouwens?’, vroeg hij.
‘Ik wel’, antwoordde ik.
Het werd gezellig in het café dat we aandeden. Het liep vol met zwevende kiezers die hun verdriet kwamen verdrinken.