De wijze, houten uil staat rechts van de ijzeren uil en iets verderop kijkt een uil van steen chagrijnig voor zich uit. Waarom de houten uil wijs is, weet ik eigenlijk niet. Misschien komt het omdat hij op een houten boek staat en dus veel gelezen zal hebben. Met zijn drieën poseren ze voor een riedeltje boeken. Ik kijk eens goed naar die boeken en realiseer me dat er aardig wat ongelezen van zijn. Als ik daarna een rondgang door mijn biebje maak, krijg ik het benauwd. Mijn leestempo heeft nooit gelijke trend weten te houden met mijn koopverslaving, maar wat hier nog aan onaangeroerd leesvoer staat is schrikbarend. En de tijd tikt maar door.
2021 is een rampzalig leesjaar geweest en dat is tamelijk frappant omdat ik bijna nergens kwam in die twaalf coronamaanden. Ik vond dat ik meer moest gaan lezen in 2022. Als een echte Heintje Davids nam ik begin januari opnieuw afscheid van Facebook en Twitter om dat lezen weer een kans te geven. Een onverdeeld succes werd dat niet. Precies nul boeken las ik in januari.
Lezen lukt niet en schrijven lukt niet. Ik heb geen Facebook en Twitter meer. De reacties hier staan uit en ik reageer zelden nog bij anderen. Iets gaat er niet helemaal goed. Ik richt me tot de houten uil.
‘Volgens mij ben jij een wijze uil, dus als het niet geheel ongelegen komt, zou ik je graag een probleem aan je voorleggen.’
De uil blijft stoïcijns voor zich uitkijken en geeft geen sjoege. Ik word een beetje pissig en geef ‘m van jetje.
“Hé, vliegend stuk ellende, ik vroeg je wat.’
Het blijft doodstil. Ik pak de houten uil bij zijn lurven, til hem op en besef meteen dat ik niet weet of uilen wel lurven hebben. Ik zet hem terug op zijn plek.
Ik ga op de enige leunstoel in mijn biebje annex werkkamer zitten om mijn zonden te overdenken. Net als ik mijn ogen dicht doe, hoor ik zeggen: ‘Het is altijd goed om te reflecteren. Dat moet je vaker doen.’
Ik doe mijn ogen vliegensvlug weer open en meen een glimlach op de bek van de houten uil te zien.
‘Je bent best wel een wijze uil, hé’, zeg ik. ‘Ik zou graag iets meer van gedachten met je wisselen. Ben je daarvoor te porren?’
Een kwartier wacht ik op antwoord. De uil zwijgt. Je mag ook niet meteen alles van zo’n wijze, houten uil verwachten.
Ik pak het boek dat voor me op tafel ligt en lees een heel uur. Voordat ik mijn biebje verlaat, bedank ik de uil. En weer is daar een glimlach. Deze keer niet van de wijze, houten uil, maar van de iets minder wijze eigenaar van al die gelezen en ongelezen boeken.