Het is november 2015 als de kaarters elkaar weer vinden. De tweeënvijftig kaarten worden na vierendertig jaar opnieuw geschud. Van ons 12e tot ons 25e speelden we bijna elke vrijdagavond. Geen van ons heeft in 2015 de gedenkwaardige leeftijd van zestig jaar al bereikt, maar het scheelt bij alle vier bar weinig. Het kaartspel heet rikken zodat we ons, met bedroevend weinig fantasie, maar ‘De oude rikkers’ gaan noemen.
Ruim vier jaar lang zitten we elkaar, nu nog maar één keer per maand, weer bloedfanatiek af te troeven. Zes uur lang. Natuurlijk op de vrijdagen.
Om twee uur in de nacht klinkt het altijd intens spijtig uit mijn mond: ‘Het laatste rondje, heren rikkers. Jullie moeten echt naar bed te zien aan de wallen en het gegaap.’
Steeds zijn er protesten, want niemand wil stoppen. Ik ben onvermurwbaar en verstop voor ieders bestwil de speelkaarten in de stortbak als ik even naar het toilet moet.
Er komen plotseling wat kinken in de kabel, waarvan er eentje corona is, en dan is het spijtig genoeg opnieuw twee jaar pas op de plaats. Tot er twee van het clubje zesenzestig jaar zijn en twee ervan op die leeftijdsdrempel staan. Op mij na – ik hobbel steevast overal achteraan – zijn ‘De oude rikkers’ nu ook met pensioen. We besluiten het rikken voor de tweede keer op te pakken en veranderen onze naam in ‘De stokoude rikkers’. Verbeeldingskracht is nooit ons sterkste punt geweest.
Ik ben zoals immer de pineut en mag de telling ook nu weer bij gaan houden. En de uitslagen publiceren natuurlijk. Ik laat het me maar welgevallen. Ik ben niet zo van het protesteren. De website die ik zeven jaar geleden voor het rikken gefabriekt heb, is in slaap gevallen en onmogelijk wakker te krijgen. Nood breekt wetten en dus moet de stand hier maar gedumpt worden.
Privacy staat voorop en de namen van het zwikje oude mannen laat ik dus keurig achterwege. Ik denk wel dat de andere drie kunnen achterhalen wie wie is. De hersenen van mijn speelkameraden functioneren, voor zover ik kan beoordelen, namelijk nog alleszins redelijk ondanks de vergevorderde leeftijden.
Snel heb ik met mijn onvolprezen vaardigheden een tabelletje in elkaar geflanst dat hopelijk de goedkeuring van mijn mederikkers weg kan dragen. Ik meld maar dat ik zelf die Va in de stand ben zodat niemand het idee gaat krijgen dat ik er ook bij het rikken niets van weet te bakken.
Ik hoop van harte dat we het nog een jaartje of vijftien vol kunnen houden met z’n vieren, want we zijn best wel toffe gasten als we zo bezig zijn.
Van de lagere school tot aan het bejaardentehuis – met twee kleine pauzes van samen zesendertig jaar – zo heerlijk rikken: hoe vaak zou dat buiten ons de laatste honderd jaar op het westelijk halfrond zijn voorgekomen? Ik gok op minder dan één keer.