Schaapjes op het droge

We zouden op redelijk korte termijn gezegend zijn met een enorme berg geld.
Omdat we wachtend op die dag toch al een beetje het idee van véél wilden hebben, hadden we ons kapitaal verdeeld over vier banken. Dat het totale saldo vooralsnog niet toereikend was om een paar nieuwe mooie fietsen te kopen, was niet van belang. Het gevoel telde.

Die gedachte aan plotselinge rijkdom had ik al sinds de herfst van 1976. Ik probeerde dat jaar met tegenvallend succes economie te studeren waarbij het vak statistiek een niet geheel onbelangrijk onderdeel was. Ik leerde dat de kans op succes groter was naarmate aan meer loterijen werd meegedaan én – niet geheel onbelangrijk – naarmate er meer tijd verstreek.
En zo speelden we al bijna vier decennia mee met de staatsloterij, de bankgiroloterij, de postcodeloterij, de sponsorloterij, de vriendenloterij, de lotto en nog wat andere vage loterijtjes waarvan ik namen niet eens op kan hoesten.
De kans op een gigantische hoofdprijs werd van jaar tot jaar groter omdat we maar steeds niets wonnen. Oké, soms een bakje ijs, een tegoedbon voor een rookworst of een tweede kaartje gratis voor een pretpark naar keuze.
Het soort prijzen waar een toekomstige miljonair niet direct warm voor loopt.

Toen werd ik op mijn werk gebeld. Door mijn vrouw. Dat doet ze helaas wel vaker maar nu was het menens aan haar stem te horen. Ze gilde het zowat uit.
“Zit je?”, kon ik met moeite verstaan.
Nou nee, ik stond dus.
Daarna ving ik woorden op als staatsloterij, gigantisch en ongelofelijk.
Het was dus eindelijk zover. Ik haalde rustig adem.
Het eerste dilemma drong zich al luisterend en rustig blijvend op: zou ik direct stoppen met werken?
Mijn vrouw gooide nog wat superlatieven door de lijn en toen durfde ik het eindelijk te vragen: “hoeveel is het?”
“Je gelooft het nooit”, vervolgde mijn vrouw die nog steeds hyper was.
Ik was inmiddels bereid om alles te geloven. De jackpot zou prachtig zijn maar bij één miljoen was mijn dag ook prima. Ik vermoedde dat ik zelfs bij een ton wel een zucht van tevredenheid zou slaken.
“Zit je?”, vroeg mijn vrouw.
Hoewel ze dat al gevraagd had, hield ik wijselijk mijn mond. Rijke mensen ruziën niet.
Eindelijk werd mijn geduld beloond. Ze noemde het bedrag.
Ik verstijfde.
“Ben je er nog?”, vroeg ze na een minuutje.
Ik was inmiddels gaan zitten en had op mijn rekenmachientje driftig zitten rammelen.
“Oké”, zei ik, “Jij krijgt je nieuwe mooie fiets en ik spaar voor de mijne nog wel even door.”

Dierbare boeken

Dierbare boeken

Boerderij

De verdwenen kamer

Zinken teiltjes

Zinken teiltje

Zee

Vijf seconden zee

Cadeau

Het ultieme cadeau