Als je als goede katholiek vroeger iets verloren had, diende je je vol overgave tot de heilige Antonius te wenden. Mijn grootmoeder verzocht haar immens grote kinderschare om op gezette tijden deze heilige aan te roepen.
‘We hebben helemaal niets en kunnen dus niets verliezen’, antwoordde het nageslacht dan in koor.
‘Niet zeuren’, diende mijn oma hen van repliek. ‘Alles wat jullie vinden, is mooi meegenomen.
Ik heb een riedeltje heel aardige collega’s en toen ik onlangs een jubileum vierde, gingen ze met de pet rond. De donaties waren genereus. Naast een pakket bier – dat ik diezelfde avond al soldaat maakte – ontving ik een royale cadeaukaart. Je kunt me nergens blijer mee maken dan met een cadeaukaart want ik weet dat daar boeken voor te krijgen zijn. Als er iets met de letter b begint dan ben ik sowieso niet te houden. Bier, boeken, boerenmeiden, boterkoeken en bamischijven: ik loop er stante pede warm voor.
Zo’n cadeaukaart zal en moet bij mij meteen verzilverd worden. Dat ik de kaart toch terzijde had weten te leggen tot aan de Boekenweek mocht een wonder heten. Eindelijk bracht ik mijn hand, na weken van jeuk, naar de bovenkant van mijn computermeubel. In het midden aan de voorkant moest de kaart liggen. Ik voelde niets. Mijn hand bewoog iets naar links. Weer mis. Naar rechts dan maar. Opnieuw nul op het rekest.
Ik stond op van mijn bureaustoel en keek rond. Er viel geen kaart te ontdekken. Ik speurde tussen de paparassen, maar ontdekte alleen een verlopen hotelbon. Ik raakte – mijn inborst getrouw – in paniek. Alle lades in huis (zeventien stuks) doorzocht ik minutieus. Bij elke lade nam ik mijn toevlucht tot de patroonheilige van de verloren voorwerpen. “Heilige Antonius, beste vrind; maak dat ik hier mijn cadeaukaart vind. Antonius had een vrije dag genomen.
Ik spaar Boekenweekgeschenken. De heilige Antonius bekeek het maar. Ik sloeg zonder cadeaukaart aan het bestellen. Een dag later kwamen de aanwinsten binnen. Op mijn computermeubel staat een uil met houten kubusjes voor de maand- en dagaanduidingen. Het is een rotwerkje om de blokjes steeds handmatig om te draaien zodat dat de uil continu tussen een dag en een week of drie achterloopt. Ik besloot hem op 15 april te zetten. De dag waarop ik over een jaar met pensioen zou gaan. Een fotootje van die datum zou leuk zijn.
Ik tilde de uil op om hem ergens op een fotogeniek plekje te installeren. Toen ontwaarde ik die vermaledijde cadeaukaart. Met het afstoffen van het computermeubel was de kaart miraculeus onder de uil verzeild geraakt. Ik deed een schietgebedje, bedankte de heilige Antonius en passant, activeerde de kaart en bestelde nog een flinke stapel boeken. Over 366 dagen zal ik meer dan voldoende tijd krijgen om ze te lezen.