Mijn vrouw hield de hondenpenning in de lucht. ‘Gevonden in het park’, zei ze. Ik belde meteen het nummer dat in de penning gegraveerd stond.
‘Die ben ik al sinds augustus kwijt’, meldde de vriendelijke dame aan de andere kant van de lijn. Ze wilde het graag terug. Ik kreeg haar adres en riep onze hond. We staken een paar minuten later het park over en sloegen de Kempischebaan in waar Rex woonde. De naam die op de hondenpenning stond.
Op 15 juni 1956 werd ik in die straat, een goede kilometer van waar ik nu woon, geboren. In die tijd heette de Kempischebaan nog St. Jozefstraat. Mijn ouders woonden bij mensen boven en ik was de eerstgeborene. Mijn moeder beviel van me in een minuscuul slaapkamertje.
Met de hondenpenning in mijn hand liep ik samen met Yessie de lange straat door. Plotseling hield ze halt, liep een blafje horen en maakte een bochtje naar rechts. Ze wilde naar de voordeur van het huis waar we nu aanbeland waren.
Ik was in gedachten verzonken geweest en had niet opgelet. Ik keek naar het huis en zag aan het nummer dat Rex hier zijn mand had staan. Ik glimlachte. Soms heeft Yessie een speciale antenne. Ik keek nog eens wat beter en de adem stokte in mijn keel. We stonden voor het huis waar ik zevenenzestig jaar geleden ter wereld was gekomen.