De brandweerman die we tegen het einde van onze wandeling te zien krijgen, is geen man maar een auto. Het is zelfs geen echt geval op wielen, maar een foto die geplakt zit tegen de roldeur van de brandweerkazerne.
We hebben een tochtje van zeven kilometer en driehonderd meter achter de rug. Ik weet dat op de meter nauwkeurig omdat ik zo’n nutteloze, maar leuke wandelapp heb die elke voetstap registreert. We zijn op zevenhonderdveertig meter van huis als ik, zoals altijd, voor de kazerne stil blijf staan.
Mijn vrouw slaakt een diepe zucht, want die brandweerman kent ze nu onderhand wel. Zelf raak ik steeds opnieuw taalkundig geroerd door het woord brandweer dat boven het automerk staat. Brandweer MAN. Ik ben met heel weinig gelukkig te krijgen.
Mijn zus belt. Ze is aan het wandelen geweest, laat ze me vrolijk weten. Dat lopen zonder doel moet dus in de familie zitten.
‘Wij wandelen nu’, zeg ik. ‘Nou ja, we staan nu eigenlijk even stil Ik bij de brandweerman.’
Mijn zus gaat onverdroten verder. ‘Ik kwam in Den Bosch een mevrouw tegen met een Schotse collie. Zo eentje als Elyn met exact hetzelfde blafje en voor de grap zei ik: ‘Hoi, Elyn’. De mevrouw keek me verbaasd aan.
‘Zo heette de hond van mijn broer en schoonzus’, verduidelijkte ik.
‘Ik weet wie dat zijn’, zei ze, ‘en ze krijgen binnenkort hun nieuwe pup Yessie.’
Mijn zus zwijgt en wacht mijn reactie af op de helderziendheid van de dame met de Schotse collie.
Na vijf seconden ben ik zover en vuur de woorden op haar af. ‘Hoe is het mogelijk dat je in Den Bosch iemand tegenkomt die Elyn kende en dan ook nog eens weet dat er een nieuw hondje op komst is? Den Bosch ligt met zestig kilometer een aardig eindje uit de richting en ik vraag me af waarom je daar aan het wandelen was.’
‘Hoezo Den Bosch? Ik was helemaal niet in Den Bosch. Ik was in hét bos! Nou, houdoe en doe de groeten aan de brandweerman.’
‘Welke brandweerman?’
‘Die waar je mee staat te praten.’
‘Er is hier geen brandweerman. Alleen een foto van een brandweerauto tegen een roldeur.’
Het blijft stil aan de andere kant.
‘Google maar eens op Babylonische spraakverwarring’, zeg ik.
Of ze dat nog gehoord heeft, weet ik niet.