De bosnimf keek me recht in de ogen en ik stond perplex. Nog nooit eerder had ik een bosnimf ontmoet. Toch wist ik dat ik niets over haar kon schrijven. Geen mens zou geloven dat ik, na Zwurrel, opnieuw een bijzonder wezen in het bos tegen het lijf was gelopen.
Op de thuiskomst van onze pup Yessie moesten we nog vier weken wachten en ik zat met mijn schrijfhanden in het haar. Haar dat in mijn geval niet te letterlijk opgevat moet worden. Ik sloeg een weekje over, want ik sta niet graag voor joker met mijn geschrijf over ongeloofwaardige types.
Er stonden zaken met hoge prioriteit op het programma en dat kwam me helemaal niet slecht uit. Zo moest ik de heg knippen, het gras maaien, de auto wassen en op en neer naar Texel rijden. Op Texel zou ik rustig en kalm toetreden tot die mooie groep der senioren, ook wel bejaarden genoemd. Ik besloot te zwijgen als het graf over de bosnimf.
We zijn weer terug van Texel. Yessie mag over twee weken met ons mee. Van Kerkrade naar Valkenswaard. Het zal gruwelijk wennen voor haar zijn om met iemand zoals ik onder één dak te moeten leven. Een stukje over Yessie’s Valkenswaarde belevenissen moet maar wachten tot ze zich een beetje thuisvoelt in haar fonkelnieuwe bench.
Dan zie ik de foto van de bosnimf op mijn telefoon. Schitterend wit haar had ze. Een lichaam zag ik niet. Alleen een mooi hoofdje met zwierig haar dat alle kanten opwaaide. Ze leek te zweven tussen de jonge dennenboompjes. Ze wilde gehoord worden.
Het was geen echt gesprek. Ik vermoed dat bosnimfen niet op de gewone manier met mensen kunnen praten zoals elfjes dat bijvoorbeeld wel kunnen. Dit was absoluut een bosnimf. Elfjes hebben vleugels en een rank lijfje. De bosnimf miste beide. De uitwisseling was een vorm van telepathie die lastig in woorden te vatten is, maar wat hier zo’n beetje op neerkwam:
‘Mies, doe het niet. Schrijf niet over me. Je maakt jezelf onsterfelijk belachelijk. Wacht nu gewoon tot Yessie er is en schrijf over haar.’
‘Maar je hangt hier. Ik maak nu toch een foto van je. Dat moet een diepere betekenis hebben.’
‘Dat heeft het zeker, maar je wilt het niet zien.’
‘Wat is de betekenis dan mooie bosnimf met je zwierige haar. Vertel het me voordat ik mijn verstand verlies.’
‘Je wilt Yessie thuis hebben en daarom kun je niet meer helder denken. Dan zie en hoor je wezens die er niet zijn. Ik ben gewoon een hoofdje van een pop. Iemand heeft me hier op een tak neergezet. Waar mijn lijfje is gebleven, weet ik niet. Zet me uit je hoofd en doe een beetje normaal.’
Nog negen dagen en dan mogen we Yessie gaan halen. Op Texel zag ik voor de derde keer een bijzondere verschijning. Ik hul me daarover in stilzwijgen en sla ter zelfbescherming opnieuw een schrijfweekje over. Geen stukjes over ontmoetingen in het bos meer. Het is mooi geweest. Vanaf nu gaat het alleen nog over Yessie. Week na week na week. Net zolang tot iemand verzucht: ‘heb het alsjeblieft weer over rare wezens. Uit welk bos ze dan ook mogen komen.’