Tussen merries en hengsten

Voordat ik mijn vrouw leerde kennen – en dan hebben we het al snel over een halve eeuw geleden – wilde ik nog wel eens een potje biljarten met vrienden. Die vrienden heb ik nog steeds. Eén van hen woont tegenwoordig in een piepklein dorpje op zo’n acht kilometer van mij vandaan. Hij is in clubverband gaan driebanden en wil nu continu tegen mij oefenen. Driebanden is vergeleken met het biljartspel zoals we dat vroeger speelden zoiets als de Mount Everest beklimmen afgezet tegen een duin oplopen op Texel.

Omdat die vriend van mij tamelijk lui is én niet van fietsen houdt, mag ik elke zaterdagmiddag door weer en wind naar dat dorpje van hem fietsen. Dat dorp beschikt – voor zover we hebben weten te achterhalen – over twee biljarts. Eén biljart staat in het gemeenschapshuis en de andere in de manege. Mijn vriend speelt zijn officiële partijtjes in het gemeenschapshuis en daar zál en móét hij dus oefenen met mij als slachtoffer.

Op zaterdag was er wat te doen op de reguliere biljartplek en dus moesten we noodgedwongen voor de eerste keer uitwijken naar de manege. Ik ben niet alleen bang voor beren, krokodillen en slangen, maar ook voor paarden. Het biljart had gelukkig geen direct contact met de binnen- en de buitenmanege zodat ik zonder al te veel stress aan het driebanden kon beginnen. Ik had de laatste weken stiekem wat filmpjes op internet gekeken en ik snapte er nu zowaar iets van. Ik liep snel uit op mijn vriend die daar – als vers professioneel driebander – niet gecharmeerd van was.

Na twee pilsjes moest ik plassen, maar ik kon het toilet niet vinden. Ik liep maar terug naar de biljarttafel want ik kon het nog wel even ophouden. Na het volgende pilsje begon ik gemakkelijke ballen te missen omdat ik met gekruiste benen moest gaan staan. Het humeur van mijn vriend ging erop vooruit. Ik moest nu echt wat vocht kwijt voordat ik acceptabel verder kon biljarten.

De barkeeper die ik over de toiletten aansprak, wilde me gelukkig de weg wijzen.
‘Daar rechts het trapje af en dan naar links de gang in. Je vindt het vanzelf’
Ik vond de twee deuren, die ik de eerste keer ook al gezien had, maar durfde er niet naar binnen te gaan als dat inderdaad de routes naar de toiletten waren. Mijn angst voor paarden zit er behoorlijk in, hoewel ik weet dat het schatten van beesten zijn.

Het biljarten ging steeds slechter nadat ik voor de tweede keer zonder lozing was teruggegaan. Het zou een kwestie van tijd worden voordat ik het in mijn broek zou doen.
Dan de barkeeper maar weer aangesproken. ‘Zijn er misschien andere toiletten? Ik durf eerlijk gezegd niet via de stallen te lopen.’
‘Welke stallen?’, vroeg de barkeeper met een frons.
‘Die van het trapje af, de gang in naar links en dan die twee deuren.’
‘Dat zíjn de toiletten. Het staat er met grote letters duidelijk genoeg op zou ik zeggen: merries en hengsten.’