Ik overzag mijn biebje op de bovenverdieping door mijn nieuwe brillenglazen. Het zicht was stukken beter dan ik de laatste jaren gewend was, zodat ik vrijwel onmiddellijk constateerde dat er sprake was van twaalf vierkante meter pure chaos. Het leek alsof mijn biebje een week lang windkracht 10 te verduren had gehad. Het was een zooitje. Na een kwartier verbouwereerd rondgekeken te hebben, moest ik aan mezelf bekennen dat niet de natuur, maar mijn afkeer van opruimen deze troosteloze aanblik had bewerkstelligd.
Klaar voor actie rechte ik manmoedig mijn rug die daarbij een akelig kraakgeluid maakte. Drie uur later was mijn biebje – met de hulp van een half glas water en twee paracetamolletjes – weer redelijk toonbaar. De twaalf boekenkasten hadden de her en der rondslingerende boeken helaas niet meer in zijn geheel op kunnen nemen. Ik zocht in de krochten van het huis een geschikte tas en deponeerde daar tien boeken in. Acht gelezen boeken die geen emotionele waarde voor me hadden en twee boeken waarvan ik vermoedde dat ze nimmer een boekenlegger van mij zouden mogen verwelkomen. Ze waren van een auteur waar ik nooit echt warm voor gelopen was.
Ik sjokte naar het buurtbiebje tegenover de supermarkt op honderdzestig stappen van ons huis. Daar aangekomen nam ik de twee ongelezen boeken als eerste uit de tas. Ik voelde een paar ogen in mijn rug prikken. Een paar tellen later drong er ook geluid mijn oren binnen.
‘Hé, wat leuk, mijn favoriete schrijver. Mag ik die boeken hebben?’
Ik draaide me uit goed fatsoen om en stond oog in oog met een opgedirkte dame die haar uiterste best had gedaan om haar gevorderde leeftijd te camoufleren. Ook tegen dames met te veel make-up ben ik de vriendelijkheid zelve.
‘Als u ze nog niet gelezen hebt als grote fan van deze schrijver dan krijgt u ze vanzelfsprekend van me.’
‘Ach, als straks blijkt dat ik ze eerder al tot me genomen heb dan zet ik ze gewoon op Marktplaats.’
Ik vond dat ’tot me genomen heb’ een rare manier van zeggen, maar dat zat me niet dwars. Dat Marktplaats wel.
‘U krijgt ze niet van me als u er later een financieel slaatje uit wilt slaan. Dit fraai vormgegeven biebje is bedoeld om boeken te ruilen en niet om er stiekem rijk van te worden. Ik geef ze u niet.’
‘Dan doe ik eerst boodschappen en dan haal ik ze er later wel uit als u weg bent.’
Ze keek me daarbij zo intens smerig aan dat er een rilling over mijn lijf liep.
Ik zette de acht door mij gelezen exemplaren tergend langzaam in het biebje en stopte de door de geplamuurde dame gewenste boeken weer in mijn tas.
‘Fijne dag verder’, zei ik. Ik draaide me om en liep in slow motion weg.
‘U spoort niet’, blafte ze me na.
Hoewel ze daar wel een punt had, bleef de grijns op mijn gezicht nog minutenlang zitten.