Ik zal en moet altijd de kortste weg zien te vinden. Hoe sneller van hot naar her, hoe liever. Een rare gewoonte als je nagaat dat ik verder meestal de voorkeur geef aan onzinnige, tijd opslurpende zaken. Het was met de fiets de keuze tussen dertien en veertien kilometer had Google Maps me laten zien. Ik moest na een etentje, vanaf een dorp waar ik zelden of nooit te vinden ben, rond middernacht daar zien te geraken waar mijn bed op me stond te wachten.
Heen was ik er vanaf mijn werk gekomen toen het nog licht was. Een makkie voor een doorgewinterde fietser als ik. Voor de weg terug koos ik vanzelfsprekend voor de dertien kilometer. Een onbekende, duizend meter kortere route leek me sneller en leuker dan eentje die ik op mijn duimpje kende. Toen ik goed en wel de bebouwde kom uit was, werd het pikkedonker. Er was geen lantaarnpaal meer te ontdekken. Na een kilometer had ik al geen flauw idee meer waar ik verzeild was geraakt. Google Maps wilde me links en rechts af laten slaan waar geen weggetjes te ontdekken vielen. Ik ben tamelijk eigenwijs en laat me niet zomaar door zo’n irritante navigatiestem het bos in sturen. Door niet te luisteren, kwam ik daar natuurlijk wel in terecht. De maan had een vrije nacht en ik zag geen hand voor ogen. Bij tijd en wijle ben ik een angstig personage, maar bang in het donker ben ik typisch genoeg weer niet. Af en toe stapte ik af om op het schermpje van mijn telefoon te kijken of ik nog een beetje de goede richting uit aan het gaan was. Het kon er steeds nét mee door.
Ik voelde me heerlijk op mijn gemak en floot het deuntje Hakuna Matata uit The Lion King. Pumba het zwijn zag ik zo voor me. Ineens sloeg mijn hart over. Ik fietste in een bos en het was zo donker als de nacht. Niet zo raar, want het wás nacht. Twee woorden schoten door mijn hoofd en ik kreeg ze er niet meer uit: wilde zwijnen! Ik zag ze niet en ik hoorde ze niet, maar ik had nu wel aan ze gedacht. Dom. Ik ben niet bang in het donker, maar ik huiver van enge, wilde beesten. Voordat ik als een gek op de pedalen ging staan, stapte ik nog één keer af. Ik was benieuwd hoe bepaalde angsten genoemd worden. Ik zocht op Google en vond nyctofobie voor angst in het donker en agrizoofobie voor angst voor wilde dieren. Die eerste had ik absoluut niet, maar die tweede dus wel. Het was fijn om midden in de nacht weer wat bijgeleerd te hebben.
Ik ging daarna als een speer. Mijn hart klopte in mijn keel en na een klein kwartier ontwaarde ik in de verte het zwakke schijnsel van een lantaarnpaal. Ik zette een eindspurt in waarmee ik elke profwielrenner, zelfs bergop, zou kloppen. Drie meter voordat ik de denkbeeldige finish bereikt had, schoot er een immens konijn rakelings voor me door. Toen mijn gebibber na zes minuten over was, besloot ik om voortaan alleen nog maar voor de lange route te kiezen. Al was het tien kilometer om. Angsthaas die ik ben.